Biografie van Marie Martha Schlesier (1911-2001)
Marie Schlesier | ||
Algemene informatie | ||
|
Voornamen Geboren
Nationaliteit
Vader Moeder |
Marie Martha 25 juli 1911 Gutsalzbach in ‘Ostpreußen’ Duitse Nederlandse Michael Schlesier Karoline Kortiath |
Gezin | ||
|
Huwelijk
Kinderen
|
16 november 1933 Arie (1934-2007) Karoline (1937-) Jan Neeltje Bert |
Functies | ||
|
?-? ?-? |
Hulp in de huishouding Kruidenier |
Geboren
Marie Martha Schlesier werd op dinsdag 25 juli 1911 in Gutsalzbach in ‘Ostpreußen’ geboren. Ze was dochter van vader Michael Schlesier en moeder Karoline Kortiath. Het Pruisische gebied waar Marie opgegroeide ligt sinds 1945 in Polen en het dorp heet nu Solanka. Om heel precies te zijn lag het dorp Salzbach voor de Tweede Wereldoorlog in Landkreis Rastenburg, Regierungsbezirk Königsberg, Provinz Ostpreußen, Deutsches Kaizerreich. Haar vader was "Schafmeister" op het landgoed van een Duitse graaf, die duizenden schapen bezat.
Marie is in haar jonge jaren opgegroeid in ‘das kaiserliche Deutschland’ en kon als 80-jarige nog steeds het liedje zingen, dat zij vroeger op de lagere school zong als ‘der Kaiser’ jarig was. Haar oudste zoon Arie is met haar, toen ze ongeveer 70 jaar was, het geboortedorp nog eens gaan opzoeken.
Na de Grote Oorlog
Na de Eerste Wereld Oorlog, kreeg Duitsland nieuwe landsgrenzen (rode lijn). Hierdoor kwam Oost-Pruisen, het land van Marie, geïsoleerd te liggen van de rest van Duitsland. Het land verkeerde in een deplorabele toestand. Het was al velen malen bankroet en door de bepalingen van de Vrede van Versailles werd Duitsland verplicht tot omvangrijke herstelbetalingen. Het verlies van deviezen dat hiermee gepaard ging, veroorzaakte een schrikbarende geldontwaarding. Het verdriet om de vele doden en gewonden en de desillusie over de totale nederlaag waren al zwaar te verteren, maar de steeds toenemende werkeloosheid, de snel stijgende prijzen en de politieke onrust maakte het leven een moeizame opgave.
Geen wonder dat onder deze omstandigheden de blikken zich steeds meer richten op landen die minder onder de oorlog hadden geleden. Onder hen bevonden zich veel jonge ongehuwde vrouwen. Nadat twee miljoen Duitse mannen waren gesneuveld, zagen veel vrouwen zich genoodzaakt zelfstandig werk te zoek. Dat gold ook voor vrouwen wiens vaders, broers of verloofden de slagvelden hadden overleefd, maar zonder werk of verdiensten niet in staat waren een gezin te onderhouden. Hen restte veelal het werk in de huishouding, maar daar viel - bij de toenmalige prijsstijgingen - niet veel te verdienen. Het buitenland bood nog een alternatief. Vooral Nederland, dat ongeschonden door de Eerste Wereldoorlog was gekomen, ontwikkelde zich tot het favoriete land van bestemming.
De zorg over het lot van eerste generatie Duitse dienstmeisjes werd aanvankelijk overstemd door het enthousiasme waarmee zij werden binnengehaald. In Nederland heerste immers een groot gebrek aan goed en goedkoop huispersoneel. Er werd hoog opgegeven van de kwaliteiten van Duitse dienstmeisjes, ze waren goed geschoold, onderdanig en ervaren in de huiselijke bezigheden.
De introductie van de Rentenmarkt in november 1923 maakte een einde aan de hyperinflatie, waardoor de Duitse bevolking weer geld in handen kreeg dat niet direct zijn waarde verloor. Vele Duitse dienstmeisjes gingen weer terug naar huis. Ondanks de stabilisatie van de mark en de verbeterde levenomstandigheden bleef Duitsland kampen met aanzienlijke werkloosheid, terwijl de Nederlandse arbeidsmarkt zich gunstiger ontwikkelde. Armoede en gebrek aan werkgelegenheid vormen een deel van de verklaring van de hernieuwde trek naar Nederland. Maar ook in deze jaren kon het verlangen naar meer vrijheid en avontuur zeker zo belangrijk zijn.
Naar Nederland
De familie Schlesier vertrok naar het Ruhrgebied Gladbeck, waar Michael in de mijnen ging werken. Gladbeck ontwikkelde zich rond de voorlaatste eeuwwisseling sterk dankzij de mijnbouw: het inwonertal steeg tussen 1875 en 1910 van 3000 naar 40.000. In 1919 kreeg Gladbeck stadsrechten.
Marie mocht niet verder studeren en moest gaan werken. Echter er was geen werk te vinden, dus vertrok ook Marie in 1928 op 17-jarige leeftijd samen met een vriendin met de trein naar Nederland.
Ze kwam eerst op een boerderij en daarna bij een dokter in Hilversum, waar ze perfect Nederlands heeft leren spreken. Na Hilversum ging Marie weer op een boerderij in de Bethune polder in Maarseveen werken. Er moet nog een foto van haar, van Huib Schipper (haar latere man) en het meisje Marie met de mandoline zijn. Hierop speelde ze toen zij op de boerderij werkte.
Het aantal dienstmeisjes dat in Nederland ging werken zou nog verder stijgen. De plannen voor een stimuleringspolitiek van openbare werken lagen al gereed, toen de nationaal-socialisten in januari 1933 begonnen aan hun ‘Kampf gegen die Arbeitslosigkeit’. Veel jonge meisjes die de verplichte arbeidsdienst wilden ontlopen, zochten vervolgens ook een goed heenkomen in Nederland. Ook Marie’s haar andere zusters die nog niet getrouwd waren, kwamen naar Nederland. Greet en Liesbeth, de moeder van Gisela.
Huwelijk
Marie (22) trouwde op 16 november 1933 met Huibert Schipper (26) in Breukelen-St. Pieter. Huibert was een zoon van Arie Schipper en Neeltje van den Dool. Het was nog volop crisistijd. Huibert en Marie hadden aan de Diependaalsedijk in Maarssen een kruidenierszaak. De werkverdeling was als volgt Marie werkte met een hulp in de winkel en Huib bracht de waar rond. Op een bakfiets! Marie had later over deze werkverdeling gemengde gevoelens.
Ze kregen vijf kinderen:
- i. Arie (1934-2007)
- ii. Karoline Schipper(1937)
- iii. Neeltje (1942-)
- iv. Jan (1945-)
- v. Bert
Zondagsverkoop
Een jaar na hun huwelijk speelde in de gemeenteraad van Maarssen de kwestie van de verruiming van de zondagsverkoop. Deze verruiming was een crisismaatregel om de winkeliers tegemoet te komen. Er was vooraf door de gemeente een enquête gehouden omtrent de vraag hoe de middenstand dacht over deze verruiming. De meerderheid van de middenstand had positief gereageerd. Echter de kerksgezinden van Maarssen verzette zich. Maarssenveen had ondertussen op 5 oktober 1934 de verruiming van de zondagsverkoop reeds aangenomen. Hierdoor zouden in de Kaatsbaan aan de ene kant de winkels open zijn en aan de andere kant gesloten moeten blijven. Dat was onhoudbaar.
Het dorp Maarssen
Diependaalsedijk Het woonhuis annex kruidenierszaak lag aan de Diependaalsedijk. Met de rug tegen de winkel lag rechts aan de rechterkant de Jodenkerksteeg en nog verder naar rechts aan de linkerzijde het inrijhek van Goudestein tegenover de Klokjeslaan. Nog hiervoor lag ook aan de linkerzijde de buitenplaats 'Doornburgh', een zeventiende-eeuwse huis, waar nog in mijn tijd (‘90) de Zusters Kanunnikessen verbleven.
Goudenstein Goudestein is ontstaan uit een boerderij met bijbehorende gronden die in 1608 door de Amsterdamse koopman Jan Jacobszoon Bal, alias Huydecoper, werd gekocht. Zijn zoon Johan Huydecoper van Maarsseveen, schepen en burgemeester van Amsterdam en door zijn VOC-activiteiten nog rijker geworden dan zijn vader, brak de boerderij af en liet, vermoedelijk op ongeveer dezelfde plaats, een schitterende buitenplaats opbouwen. De familie zou er blijven wonen tot dat de gemeente Maarssen het in 1955 kocht om er een gemeentehuis van te maken.
Kaatsbaan Toen Wendy nog aan de Schippersgracht woonde liepen we over de huidige stalen klapbrug over de Vecht naar oma (Marie). Huibert en Marie hebben nog de oude dubbele houten klapbrug gekend, die in 1936 is vervangen. Marie heeft ons (Richard en Wendy) wel eens vertelt, dat de Kaatsbaan vroeger (tot 1949) de grens was tussen twee gemeenten. Namelijk gemeenten Maarssen en gemeente [Maarsseveen], overigens wel met dezelfde burgemeester. Met de rug naar de Vecht gekeerd, lag Maarssen aan de rechterkant en Maarsseveen aan de linkerkant van de straat. Dus Huibert en Marie woonden in Maarssenveen. Op de hoek van de Kaatsbaan en Herengracht, huisnummer 2, was jarenlang een bakkerij gevestigd. Hier haalde ik als ik bij Wendy op de Schippersgracht sliep op zondagochtend wat broodjes en croissantjes en de krant. Als ik naar de foto kijk was de Kaatsbaan tussen 1930 en 1940 een stuk minder gezellig, dan rond de eeuwwisseling.
De godsdienstige verhoudingen
Hoewel Marie niet zo streng in de leer was heeft ze best wel vaak vertelt over de diverse kerkgemeenschappen in Maarssen (en Maarsseveen). De eerste tegenstelling was uiteraard die tussen de protestanten en de katholieken. Deze leefden keurig naast elkaar, hadden hun eigen kerk, school en vooral voor Marie belangrijk ook hun eigen winkels. Marie heeft wel eens vertelt, dat in het dorp de katholieken hun boodschappen deden bij de katholieke kruidenier in de Kaatsbaan en de protestanten bij hen. Voor meer hierover zie pagina over de godsdienstige verhoudingen in Maarssen rond 1900.
Marie was eigenlijk niet zo bezig met katholieken, maar meer met gereformeerden. Die mochten namelijk niet zingen in de kerk en dat deed zij juist zo graag. Vanaf de jaren ‘70 van de vorige eeuw zou ook in Maarssen deze verzuiling snel verdwijnen.
De Tweede Wereldoorlog
De versterking aan de linies voor de oorlog ging aan de Maarssense bevolking grotendeels voorbij. Men wachtte met spanning af wat de inval op Polen door de Duitsers tot gevolg had en wat de afkondiging van de Staat van Oorlog op 1 september 1939 voor het land en henzelf zou betekenen. Er lagen wel soldaten in Maarsseveen. Deze kwamen grotendeels uit Amsterdam, maar er waren ook tientallen soldaten van Nederlandse ouders die waren opgegroeid in Duitsland. Dat zorgde weleens voor problemen, want als er een opmerking over Hitler werd gemaakt verdedigden deze jongens Duitsland fel. Na verloop van tijd werd daarom besloten de Duitse Nederlanders maar weer naar huis te sturen. Marie heeft wel eens vertelt, dat ook voor haar met een Duitse achtergrond het een ingewikkelde tijd was. lees verder
Hongerwinter
De gehele winter van 1944/1945 werd gevochten ten westen van de Rijn. Noord- en West-Nederland bleven bezet door de Duiters en de problemen werden groter. Vanuit Engeland besloot de regering dat er een spoorwegstaking moest komen in Nederland om ervoor te zorgen dat de Duitsers geen versterking naar Arnhem konden brengen. De spoorweg Utrecht – Amsterdam werd op drie plaatsen opgeblazen onder andere bij Maarssen. Voedsel en kolen konden niet meer naar het westen worden gebracht. Inwoners werden gedwongen te evacueren naar het westen en dit zou leiden tot de ergste winter van de oorlog: de Hongerwinter.
Hoewel Marie liever over haar tijd in Oost-Pruisen vertelde, heeft ze ook wel over de Tweede Wereldoorlog gesproken. Ze vertelde bijvoorbeeld, dat toen iemand om aardappelschillen vroeg, ze er toch maar voor hebben gekozen enkele aardappelen te geven. Dit, om te voorkomen dat ze na de oorlog daarop aangesproken zouden worden.
De geallieerden besloten later om voedseldroppings te organiseren in West-Nederland. Als eerst kwamen de grote steden aan de buurt en daarna de kleinere plaatsjes. Maarssen werd voorzien van voedsel dat buiten de stad Utrecht was gedropt, in Lage Weide. Op 8 mei 1945, was het voorbij, Duitsland gaf zich over.
Met pensioen
Door de opkomst van supermarkten in de jaren ’60 werd het voor buurtkruideniers steeds moeilijker en zouden ze nagenoeg allemaal verdwijnen in de jaren ‘70. Zo ook de zaak van Huibert en Marie, die concurrentie niet aan met De Gruyter.
In 1986 stierf op 78 jarige leeftijd haar man Huibert aan een hersenbloeding. Marie heeft hierna nog velen jaren in zeer goede gezondheid in haar eigen huis in Maarssen gewoond.
Marie zong graag en was lid van het kerkkoor van haar gemeenschap. Echter het moesten wel Nederlandse of Duitse liederen zijn, met Engels kon ze niets. De Nederlands Hervormde Kerk was voor de reformatie een rooms-katholieke kerk, die aan de heilige Sint Pancratius was gewijd. Het oudste gedeelte van de kerk, tevens het oudste, nog bestaande bouwwerk van Maarssen, is de Romaanse, tufstenen toren, uit de twaalfde eeuw.
Een ieder jaar terugkerende belangrijke gebeurtenis was haar verjaardag. Dan was het huis vol met bekende en familieleden en tot werkelijk zeer hoge leeftijd was dit haar niet te veel. Hierbij moet je bedenken, dat niet alleen erg veel mensen op bezoek kwamen, maar het traditie getrouw het op haar verjaardag ook nog eens snikheet was. In de namiddag ging ze dan met haar eigen kinderen en kleinkinderen ergens eten. Na haar dood is deze traditie doorgezet en kreeg het de naam Schippers-diner.
Marie had een uitzonderlijk goed geheugen en kon op 80-jarige leeftijd niet uitspreekbare namen van bijvoorbeeld Tsjechische tennisspelers probleemloos onthouden. Ze was zelfs geïrriteerd als ze niet direct op een naam kon komen, dan bleef ze malen tot dat ze de naam weer wist.
Vrijdagavond
In de zomer van 1986 stopte kleindochter Wendy met haar studie rechten in Leuven en verhuisde ze naar Maarssen, waar ze bij Huibert en Marie introk. Eerst deed ze vakantiewerk bij het GAK en vervolgens een secretaresse opleiding bij Schoevers in Utrecht. Al vrij snel kreeg Huibert een hersenbloeding waaraan hij op 1 augustus 1986 ook zou overlijden.
Marie was goed gezelschap maar had ook zo haar regels. Wendy wilde uiteindelijk toch meer vrijheid en kon met hulp van Muriell enkele maanden later intrekken in een (bakkers)huisje en al vrij snel hierna op een zolderkamer aan de Schippersgracht met uitzicht op de Vecht. ‘s Avonds at ze dan wel nog bij Marie.
Eind ‘87 kreeg Wendy een relatie kreeg met Richard en werd de traditie geboren om iedere vrijdagavond bij Marie te gaan eten en tot ‘s avonds laat te blijven hangen. Dat wist Marie wel te waarderen. Maar Richard moest wel op tijd komen. Er werd namelijk pünktlich om zes uur gegeten, geen minuut later. Deze traditie is in eren gehouden tot dat het medio jaren ‘90 te zwaar werd voor Marie.
Gestorven
Hoewel Marie bijna altijd vrolijk was en je haar vaak lachend aantrof, had ze wel moeite met het feit dat al haar leeftijdsgenoten waren weggevallen en nieuwe kennissen ook steeds wegvielen.
Tijdens haar bezoek aan haar dochter Karoline in Bad Sassendorf, bezocht ze het thermaalbad met zout water met een temperatuur van 33 graden. Dit bleek voor Marie’s hart te warm en ze werd onwel. Later bleek dat Marie last had van lekkende hartkleppen.
Marie vond kwaliteit van leven belangrijker dan kwantiteit en besloot daarom zich hieraan te laten opereren. Hoewel de operatie in eerste instantie leek gelukt, kreeg ze enkele dagen later last van een ritmestoornis waardoor het hart niet meer regelmatig klopte. Marie stierf op 14 juli 2001 op 89 leeftijd in het bijzijn van bijna al haar familieleden in het St. Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein. Vijf dagen later is ze begraven bij haar man op gemeentelijke begraafplaats van Maarssen aan de Straatweg naast de Vecht.