Harry Goossens
Jeugd
Geboren
Mijn grootvader Johannes Hendrikus (Harry) Goossens, werd op een koude1 1 maart 1884 om 6 uur 's avonds op de Repelvoort (huisnummer 107) in Beers, in Noord-Brabant geboren. Harry was de oudste zoon van Johannes Hendrikus (Harry) Goossens (1850-1896) en Maria Catharina van Well (1859–1926). Dezelfde dag deed vader (35) aangifte en als Johannes Hendrikus Goossens ingeschreven in het geboorteregister van Beers. Beers (Brabants: Bèèrs) is een dorp ongeveer 4 km ten westen van Cuijk in Noord-Brabant.
Levensverwachting
De levensverwachting van Harry bij zijn geboorte was slechts 44 jaar, dit kwam vooral door het nog steeds hoge sterftepercentage in de eerste levensjaren. Opvallend was ook dat destijds de levensverwachting voor mannen en vrouwen gelijk was. Deze zou pas tegen het einde van de negentiende eeuw door een betere hygiëne gaan stijgen. Bij vrouwen meer dan bij mannen, omdat die toen massaal gingen roken.
Ouderlijk woonhuis
De Repelvoort was een boerderij die door zijn ouders werd gepacht. Het is niet bekend of er een schriftelijke pachtovereenkomst was afgesloten voor een bepaalde tijd. Maar waarschijnlijk was er sprake van een mondeling overeengekomen en werd deze jaarlijks stilzwijgend verlengd. In hoofdstuk “Bijlagen” is een geboorteakte van Johannes Hendrikus Goossens uit 1884 opgenomen. In Beers werden ook geboren Anna in 1886, Truus in 1889, Koos in 1891 en Maria in 1993, zie hieronder een overzicht van al zijn broers en zussen: 1. Johanna Gertruda (Anna) (1886-1962) 2. Gertruda Jacoba (Truus) (1889 - overleden) 3. Jacobus Hendrikus (Koos) (1891 - overleden) 4. Maria Catharina (1893-1950) 5. Marinus Hendrikus (1897 - overleden)
De slechts vijf miljoen inwoners van Nederland leefden toen nog voornamelijk in hun stad of dorp en kwam hier zelden buiten. Verder leefden de meeste mensen (755) toen nog op het platteland. Veel huizen, boerderijen en andere bouwwerken uit de zeventiende en achttiende eeuw waren nog steeds in gebruik en niet in al te beste staat. Tram en fiets waren nog geen gemeengoed. De bouw van de steden en de structuur van het platteland waren op loopafstand. (Mak, 1999)
In de biografie van de ouders van Harry werd uitgelegd onder welke omstandigheden het gezin in het jaar 1894 of 1895 terugkeerde naar de boerderij aan de Aaldonk, net onder het Limburgse Ottersum. Harry was zijn basisopleiding al begonnen in Beers en ging hiermee door in Ottersum. Hier had hij een uitstekende onderwijzer, meester Verbeeten, die later nog staatsinspecteur voor lager onderwijs zou worden. Harry was leergierig en ijverig en dit was ook zijn meester opgevallen. Ondanks zijn ambitie om onderwijzer te worden en de inspanningen van zijn meester, kwam in 1896 hieraan plotsklaps een einde. De ziekte van zijn vader verslechterde en op 10 juli stierf hij. Zijn zwangere vrouw bleef met haar verdriet en de zorg voor de boerderij achter met vijf kinderen in de leeftijd van twaalf tot en met drie jaar. Nu moest mijn twaalfjarige vader, afscheid nemen van de school, die hij de laatste tijd sowieso al onregelmatig had bezocht, om zijn moeder op de boerderij te helpen.
Harry heeft zijn oudste zoon verteld dat het hem heel erg speet dat hij de school moest verlaten. Het was een zware tegenvaller voor hem. Hoewel hij later nooit meer een studie zou beginnen, met uitzondering van een korte cursus landbouw, bleef hij altijd leergierig. Harry was veehouder en verkoper en sprak en schreef heel goed Duits wat hij op de basisschool had geleerd. Het is een feit dat hij vervolgens wel alles deed voor Marinus, de jongste zoon die werd geboren na de dood van zijn vader, zodat hij wel kon studeren en onderwijzer worden. Herhaaldelijk vertelde oom Rinus de auteur Harry met grote dankbaarheid over zijn broer dat hij het aan hem te danken had dat hij onderwijzer was geworden: "Gij moet onderwieeser worre, jong". Onderwijzer worden was in die tijd voor een gewone boerenjongen vrijwel het hoogst haalbare. Zij het met veel financiële offers, omdat er op dat moment geen beurzen beschikbaar waren. Oom Rinus vertelde de auteur Harry meerdere keren dat hij zijn broer meer als zijn vader dan als zijn oudere broer zag. En niet altijd als een gemakkelijke vader.
De negentiende eeuw was begonnen met de staart van de Franse Revolutie, gevolgd door een tijd van reactie en verzet tegen bijna iedere vorm van vernieuwing. Daarna was er in bijna alle Europese landen een periode geweest van voorzichtige hervormingen. Aan het eind van de eeuw begonnen de mogendheden zich steeds meer op elkaar te richten. Ze sloten de ene alliantie na de andere, ze wedijverden in het veroveren van almaar nieuwe koloniën, ze bewapenden zich opnieuw, rivaliteit zette de toon. In die situatie begonnen de drie nieuwkomers – ook Duitsland was nog maar dertig jaar een natie – zich langzaam te profileren als nieuwe grootmachten. [De eeuw van mijn vader, Mak] De grootmachten Groot-Brittannië, Frankrijk, Rusland en Duitsland concurreerden om politieke en militaire macht en economische en culturele invloed. Er ontstond een wapenwedloop; uit Duits perspectief spanden de andere grootmachten samen om Duitsland “einzukreisen”. Groot-Brittannië ging een alliantie met Frankrijk aan.
Familie
Harry (26) trouwde op 3 februari 1911 in Ottersum met Antonia Elisabeth Vullings (22), dochter van Gerhardus Vullings (1840-1927) en Anna Margaretha Heijligers (1846-1919). Zij kregen de volgende acht kinderen:
- i. Hendrikus Maria (Harry) (1912-overleden)
- ii. Gerardus Egidius (Gerard) (1913-1978)
- iii. Anna Catharine (Toosje) (1915-1998)
- iv. Magaretha Huberdina (Greetje) (1917- 1919)
- v. Anna Helena Goossens (Annie) (1919-overleden)
- vi. Magaretha Gertrudis (Greta) (1922-overleden)
- vii. Antonius Theodorus (Toon) (1924-overleden)
- viii. Jacobus Henricus (Koos) (1929-2001)
- ix. Maria Johanna (Riet) (1932-2013)
Verhuizingen
Het gezin woonde eerst in Wijchen [acte], waar de twee oudste zonen Harry (1912) en Gerard (1913) zijn geboren. Mijn oom Harry Goossens had de indruk dat zijn ouders het in Wychen in financiële opzicht behoorlijk voor de wind ging. Immers tegen de tijd dat de pacht te Wychen verliep, konden zij in Blitterswijk een eigen bedrijf kopen. Het was dan ook een tegenvaller, dat Harry bij de algemene mobilisatie in augustus 1914 weer onder de wapenen moest. Mogelijk was hierdoor het vertrek uit Wychen eerder dan de aankomt in Blitterswijck. Gedurende die tussenperiode van meerdere maanden werd de huisraad in Ottersum opgeslagen.
Zoals al aangegeven, verbleef Moeke met haar zoon Gerard tijdens de mobilisatie bij haar ouders op de Zelderheide in Ottersum. Hier werd op 26 september 1915 hun eerste dochter Toosje geboren. Op 14 december 1915 verhuisde het gezin naar Blitterswijck (Limburgs: Blitterswijck), een klein kerkdorpje aan de Maas, vlak boven het dorpje Meerlo (Limburgs: Mieëldere) en destijds ook onderdeel van gemeente Meerlo [B]. Hierboven een detail van de Rivierenkaart uit 1849. Blitterswijck telde amper honderd huisnummers, inclusief die van het kasteel Blitterswijck, de Onze Lieve Vrouwekerk (Plein 1), de Nederlandse Hervormde kerk (Maasweg 27) en de Sint Annakapel (Beeteweg 1) en een provisorische brandweerkazerne. Zo’n 500 honderd inwoners die elkaar allemaal kenden.
Hier betrok het net gekochte grote huis met cafe, muziekzaal, stalling en schuur. Gedurende enkele jaren hadden ze er ook een winkel in koloniale waren en manufacturen. Behalve het erf en de grote tuin was er geen land. Harry kon later wel enkele hectaren weiland pachten, dat zoals destijds gebruikelijk stilzwijgend jaarlijks werd verlengd. Het zou hun tot circa 1925 behoorlijk voor de wind gaan. Behalve het bedrijf, zoals hierboven geschetst, bedreef Harry handel op velerlei gebied, runderen, varkens, stro, aardappelen en rond 1919-1922 in landbouw- en huishoudelijke gereedschappen, die hij vanuit Duitsland importeerde.
Op 30 augustus 1917 werd hun tweede dochter, Margaretha Huberdina (kleine Greetje) geboren.
Grote oorlog
Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog lagen in Nederland de mobilisatie-plannen klaar en op 31 juli 1914 werd de opperbevelhebber van de Nederlandse Land- en Zeemacht benoemd en mannen opgeroepen voor militaire dienst. Een dag later werd Harry opgeroepen en lagen er een slordige tweehonderdduizend gewapende militairen ‘gepositioneerd in de afwachtingsopstelling’. Eerst moest hij zich melden in Gorinchem, waar hij werd overgeplaatst naar het niet zo ver daarvandaan gelegen Fort Vuuren en later naar Ede.
Op de foto nabij Wellerlooi was op de Rijksweg een slagboom aangebracht om het doorgaande verkeer te controleren. Ook werd er een wachthuisje van stro neergezet voor enige beschutting tijdens de lange wachttijden. Ook de pas (1913) aangelegde tramrails van de tramverbinding Nijmegen-Venlo is duidelijk te zien. Het gebruik van het paspoort in het internationale verkeer was hiervoor niet meer gebruikelijk. In 1862 was dit namelijk door nagenoeg alle Europese landen afgeschaft. Maar nu was het weer voor iedereen verplicht om via een doorlaatpost het land te betreden, waar een controle op het paspoort en de middelen van bestaan plaatsvond. Na afloop van de Grote Oorlog besloot de regering de grensbewaking te handhaven.
Veel soldaten waren kostwinner, maar de kostwinnersvergoeding was zo laag dat hun gezin er niet van kon rondkomen. In veel plaatsen werden steuncomités opgericht, die geld en levensmiddelen verzamelden voor de getroffen gezinnen. Moeke verbleef met haar zoon Gerard bij haar ouders op de Zelderheide en haar oudste zoon Harry was ondergebracht bij de Harry’s moeder op de Aaldonck. Smokkelen in een grensplaats was tijdens de Grote Oorlog een normaal verschijnsel. Het prijsverschil tussen Duitsland en Nederland was groot. Bovendien was er in Duitsland gebrek aan allerlei producten. Het smokkelen was verleidelijk en bracht veel geld op. Maar het was ook gevaarlijk! Regelmatig kwamen smokkelaars in het gevang. Er werd geschoten en smokkelaars raakten gewond of vonden de dood.
Onder de soldaten was de verveling een groot probleem, daar Nederland zelf niet betrokken was bij oorlogshandelingen. Op 11 november 1918 tekende Duitsland de wapenstilstand en een dag later mochten 122.000 van de 237.000 gemobiliseerden naar huis. De eerste wereldoorlog bracht in Gennep het spoor en zijn nevenbedrijven - ondanks Nederlandse neutraliteit - de nekslag toe. De beurskrach van 1929 en de malaise van de 30-er jaren betekenen werkloosheid en armoede.
Het oude vaderland Kleef lag nu in Vrijstaat Pruisen, die in de loop van de novemberrevolutie van 1918 uit de Pruisische monarchie voortkwam. Tijdens de Weimarrepubliek was het de grootste lidstaat van het Duitse rijk. Maar door een strikte grensbewaking nu verder weg dan ooit.
Revolutie dreigt
In de herfst van 1918, na de Grote Oorlog, heerst er chaos in Europa. In de oorlog zijn miljoenen doden gevallen. En terwijl de regeringen vredesonderhandelingen voeren, gaan overal de massa’s de straat op: ze hebben honger en eisen genoegdoening voor de ellende van de afgelopen jaren. Vooral in de Habsburgse monarchie en het Duitse Rijk, de grote verliezers in de oorlog, is de onrust groot. Maar ook in landen als België en Engeland zijn er rellen. En aan Nederland, dat als neutraal land niet aan de gevechtshandelingen meedeed, gaat de onrustige stemming evenmin voorbij. Nederland is ondergedompeld in malaise. Er heerst grote werkloosheid en er is een enorm tekort aan levensmiddelen. In de grote steden wordt zelfs honger geleden. Tot overmaat van ramp waart de Spaanse griep rond die duizenden slachtoffers vergt. Door de prijsopdrijving van voedingsmiddelen en andere primaire levensbehoeften was het besteedbaar inkomen van de mensen onderin de samenleving volledig uitgehold. En in die jaren was gedwongen huisuitzetting van mensen die de huren niet konden betalen aan de orde van de dag.
En tegenover deze armoe stond ook een onvoorstelbare rijkdom. Er waren mensen die heel goed aan de oorlog hadden verdiend. Men sprak over ‘OW-ers’, mensen die oorlogswinst hadden gemaakt. Het ging hier om onvoorstelbaar grote bedragen, naar schatting bijna het Nationaal Inkomen uit die tijd. Vooral de sluikhandel naar Duitsland.
De klassentegenstellingen waren scherper dan ze ooit. En waar honger en onvrede heersen, ligt de revolutie op de loer. Dat was in 1917 in Rusland, in de herfst van 1918 gebeurt het in Duitsland gebeurd, en even denkt men dat het ook in Nederland gaat gebeuren. Het eerst komen op 25 oktober de gemobiliseerde soldaten in de legerplaats de Harskamp in opstand. Troelstra, afgevaardigde van de sociaal-democraten had in de Tweede Kamer gedreigd dat ook hier eerstdaags een revolutie zou uitbreken en de regering zou omverwerpen en het koningshuis van de troon zou stoten. Het bericht op 9 november dat de Duitse keizer is afgetreden, versnelt de gebeurtenissen.
Maar nu organiseert zich ook een contra-revolutie zich in stilte. Katholieke organisaties komen bijeen in Den Haag en besluiten een manifest tegen de revolutie in een oplage van 500.000 te verspreiden. Bovendien stellen ze overal burgerwachten in. Vanuit Limburg en ook andere gewesten, trokken de nog maar net gedemobiliseerde militairen op naar Den Haag om daar een eventuele revolutie af te slaan en het koningshuis te beschermen. Mijn oom Harry zag als zesjarige jongen, hoe een groep van zo’n twintig man op een zondag in november, enkele uren na de hoogmis, zich op het pleintje naast het hun huis verzamelden en vervolgens op commando van zijn vader zich in gelid stelden en afmarcheerden. Zoals hij later vernam naar het station van Venray, vanwaar ze met een extra trein naar Den Haag afreisden. Mijn oom herinnerde zich ook nog de tranen en de bezorgdheid van zijn moeder.
Ook het kabinet besluit nu desnoods gewapenderhand zich tegen een eventuele machtsovername te verzetten. De dreiging van een revolutie was definitief voorbij toen op maandagmiddag 18 november koningin Wilhelmina en prinses Juliana een rijtoer door Den Haag houden. Enkele dagen later kwam Harry Goossens weer terug en voor mijn zesjarige oom was zijn vader een grote held. Gedurende de volgende jaren was Harry commandant van de burgerwacht te Blitterswijck en werden schietoefeningen achter hun huis gehouden.
Spaanse griep
Terwijl de Grote Oorlog nog woedde, raakte een derde deel van de wereldbevolking, zo'n 500 miljoen mensen, besmet met het virus. De Spaanse griep arriveerde in golven. De eerste golf, in de zomer van 1918, was mild, en maakte weinig slachtoffers. De tweede golf, die in het najaar van datzelfde jaar toesloeg, was dramatischer. Hoewel de meesten mensen er weinig of geen last van hadden, nam het aantal sterfgevallen onrustbarend toe. In de jaren dat de zo gevreesde cholera-epidemieën voorkwamen vielen lang niet zoveel slachtoffers als in 1918 en 1919. Waar een normale jaarlijkse griep misschien één op de duizend zieken dodelijk trof, was de Spaanse griep voor één op de veertig fataal. In Nederland eiste de Spaanse griep naar schatting 30.000 levens, wereldwijd misschien wel 100 miljoen, veel meer dan de oorlog zelf.
Veruit de meeste doden vielen door bacteriële longinfecties. De Spaanse griep begon met hoge koorts, hoesten, spierpijn en keelpijn, gevolgd door extreme moeheid en flauwten. Men verloor zoveel energie dat men niet meer kon eten en drinken. De ademhaling werd steeds moeilijker en binnen enkele dagen trad de dood in. De Spaanse griep had de opmerkelijke eigenschap om juist jonge volwassenen te treffen. Dit in tegenstelling tot gangbare griepepidemieën, waarbij met name kinderen en bejaarden de ziekte krijgen en laatstgenoemden de grootste risico’s lopen. In die tijd bestond er nog geen antibiotica, waarmee bacteriële infecties bestreden konden worden. Ondervoeding en slechte weerstand na vier oorlogsjaren in combinatie met gebrekkige hygiëne maakten de bevolking en vooral ook de rondtrekkende troepen zeer vatbaar voor de Spaanse griep. Met name in de armere gebieden van Noord-Oost Nederland met veel militairen. In Limburg werd onder meer de mijnstreek zwaar getroffen, maar ook Noord-Limburg telde zeer veel slachtoffers. Toch blijkt uit de cijfers dat Gennep en Ottersum niet bovengemiddeld was geraakt, mogelijk omdat het een dunbevolkte streek was met destijds weinig handel en nijverheid.
In kranten kreeg de epidemie door het einde van de Eerste Wereldoorlog, Troelstra’s revolutie en de daaropvolgende Oranjekoorts weinig aandacht. Misschien ook, omdat de meeste doden in de provincies vielen, met name in de arme veenstreken.
Familieaangelegenheden tijdens het interbellum
De term ‘interbellum’ betekent letterlijk ‘tussen de oorlog’ en is van Latijnse oorsprong. Als historisch begrip duidt het interbellum de periode aan tussen de Eerste Wereldoorlog en de Tweede Wereldoorlog, dus de jaren 1919-1939.
Na de oorlog (rond 1919-1922) ging Harry ook landbouw- en huishoudelijke gereedschappen verkopen, die hij vanuit Duitsland importeerde. In de na-oorlogse jaren 1918-1924, konden door de hyperinflatie van de Duitse Mark de inwoners van de grensstreek net over de grens in Duitsland voor enkele guldens heel veel kopen. Een Nederlandse cent was wel 100 Duitse mark waard was. Ik weet niet of Harry hier open voor stond, maar er gaan verhalen dat er in die tijd over de grens flink kermis werd gevierd. Het kostte allemaal geen drol.
De Duitse Mark devalueerde enorm na de WO I. Voor F 0,01 kreeg men 100 Duitse Marken. Iedereen kocht het spotgoedkope Duitse bier en er werd in die tijd heel wat "afgezopen". De Wellse mensen gingen massaal naar Kevelaer en Weeze voor de spotgoedkope inkopen.
In augustus 1919, vlak na de Grote Oorlog, werd er weer een kind geboren. Haar naam was Anna Helena (Annie). De vreugde bij de geboorte van Annie werd ruw verstoord toen bleek dat kleine Greetje ernstig ziek was en tien dagen later op bijna twee jarige leeftijd overleed.
In de zomer van 1920 was er weer een ramp. Een grote oude boerderij stond in brand en een vonkenregen zette vervolgens ook het huis van familie Goossens in brand. Het huis en stalling brandden volledig uit en de muziekzaal en de schuur bleven gespaard. Zoon Harry, Gerard en Toosje verbleven hierna enkele maanden bij hun grootmoeder Goossens in Malden en gingen hier ook naar de lagere school. Tegen september was het nieuwe huis klaar en konden de kinderen weer naar terug naar Blitterswijk.
In juli 1922 was er wederom een geboorte: Margaretha Gertrudis (Greta). Enkele maanden later op 15 september vertrok zoon Harry naar het klein seminaria van de Paters Assumtionnis in Boxtel. Een instelling van secundair onderwijs, waar de leerlingen werden voorbereid op een priesteropleiding op het (groot)seminarie. Kleinseminarie was voor jongens in de leeftijd van 12 tot 18 jaar, vergelijkbaar met het huidige gymnasium. De belangrijkste vakken waren: Nederlands, Frans, Grieks, Latijn, wijsbegeerte, wiskunde, aardrijkskunde en geschiedenis.
Op 22 juni 1924 werd Antonius Theodorus Jacobus in Nijmegen geboren. In Nijmegen? Ja, vanwege voorziene moeilijkheden bij de bevalling was Moeke naar het oude Canisius ziekenhuis in Nijmegen gebracht.
Vanaf circa 1924 voelde familie Goossens de economische moeilijkheden van de aankomende crisisjaren al, zoals deze later zouden worden genoemd. In de jaren dat het gezin in Blitterswijk woonde had het altijd hulp in de huishouding gehad, een meid zoals dat destijds heette. Een aantal jaren was het een familielid, Maria Weijers van het Groenewald. Zij zou circa 1921 vanuit huizen Goossens bij de Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid te Steijl intreden en daarna als zuster Aenodi door het leven gaan. Tussentijds en ook daarna zijn er ook nog andere geweest, de laatste was een zekere Liesbeth (1923-1925) uit Kevelaar. Na haar vertrek kwam er geen nieuwe meer; er moest bezuinigd worden. Het was voor de bevolking een slechte tijd was, veel zorgen en armoe, zuinig leven en hout sprokkelen om de kachel te laten branden. Door zelf een varken vet te mesten werd in de vleesbehoefte voorzien. De huisslachter had het druk.
Uiteindelijk werd het bedrijf en de handel verkocht. Na de verkoop van het huis in Blitterswijk woonde het gezin vanaf 1925 een jaar in Broekhuizen (Limburgs: Brokeze) [B]. Hieronder een foto van Broekhuizen uit 1900.
Eind 1926 kregen de Maasdorpen te maken met de grote overstroming van de Maas. Het hoogste Maaspeil sinds mensenheugenis. Zelfs in de kelders van gehuchten verder van de Maas kwam het kwelwater omhoog. Nieuwe huizen werden vanaf toen op "hoogte" (1926) gebouwd. Eerder dat jaar, op 6 maart 1926, stierf Harry’s moeder, Maria Catharina van Well (66). Vijf maanden later, en een jaar na de verhuizing naar Broekhuizen, vertrok het gezin al weer naar Wellerlooi (Limburgs: De Loj). Harry had hier weer een eigen bedrijf kunnen kopen. Het was een groot vrijgekomen pand met een café, muziekzaal, winkel en een boerderij. Hier is op 28 juni 1929 mijn vader Koos geboren.
Vier maanden na de geboorte van Koosje, op 29 oktober 1929, was de New Yorkse beurskrach. Voor Nederland leek het effect aanvankelijk nog best mee te vallen. Weliswaar daalden ook op de Amsterdamse Effectenbeurs de aandelenkoersen. Waarna ook de export en prijzen (vooral van landbouwproducten) een neerwaartse lijn begonnen te vertonen. Maar omdat de consumptie-uitgaven en de investeringen door overheid en bedrijfsleven in 1930 nog fors stegen, leek de Nederlandse economie het dat jaar nog niet zo slecht te doen. De grote klap kwam eigenlijk pas in 1931. De export van agrarische en industriële producten hadden al sterk te lijden van de protectionistische maatregelen die overal werden genomen, maar nu deed de devaluatie van het Engelse pond de sterk op het buitenland gerichte Nederlandse economie de das om. De boeren hadden weliswaar te eten maar zij kregen een zeer lage prijs voor hun goederen. Een ei bracht 2 cent op.
Gerard die in 1925 ook naar het klein seminaria was gegaan, ging in 1929 twee jaar lang zijn vader helpen in zijn bedrijf in Wellerlooi. Ook de oudste zoon Harry, die zijn studie aan het klein seminaria had afgerond, was nu thuis. Hij nam, voorafgaande aan zijn intrede in het noviciaat der Paters Assumptionnisten, een lange vakantie thuis.
Harry had wederom zijn bedrijf verkocht; aan een kleine landbouwindustrie. Het gezin ging nu in een nabijgelegen vrijgekomen woning wonen.
Toosje vertrok in september 1929 naar een kostschool te Blerik; ze bleef er maar een jaar en trad in de herfst van 1930 in bij de zusters Oblaten van Maria Hemelvaart te Hulsberg.
Twee jaar later in 1932 werd het laatste kind, dochter Maria Johanna (Ria) geboren, nog net te Wellerlooi. Want in 1933 verhuisde het gezin weer, nu naar Venray (adres: Langstraat 33c), Venray 1932 Bevolkingsregister. Hier had Harry op een aangekocht perceel een woning had laten bouwen.
In 1934 ging Gerard na voltooiing van zijn opleiding in Boxtel en een kort verblijf in het noviciaat der Paters Assumptionisten te Taintignies, naar het Scholasticaat der Aalmoezeniers van de Arbeid te Arggenteus. Oudste zoon Harry daarentegen had afgezien van verdere opleiding tot priester en werd opgeroepen voor militaire dienst aan de school voor reserve officieren in Kampen. Het gezin verbleef overigens ook niet lang in Venray, want op 30 oktober 1937 verhuisden ze naar Vierlingsbeek in Noord-Brabant (adres: Staaiweg A30). Een dorp met ruim 1.500 inwoners aan de Maas (Bevolkingsregister Venray , 1937). Vierlingsbeek had destijds een kruisvorm: de Grotestraat, anderhalve kilometer lang, maakte deel uit van de verbindingsweg Venray-Boxmeer; Stationsstraat, ook anderhalve kilometer lang, stond loodrecht op de Grotestraat en leidde naar Overloon; de Maasstraat, een halve kilometer, leidde via de veerboot in tegenovergestelde richting naar het Noord-Limburgse dorp Bergen. Harry ging zich weer helemaal toeleggen op de veehandel en veeweiderij.
Op de vorige pagina een ansichtkaart van voor de oorlog van de hoek Grotestraat met afslag naar recht de Staaiweg (toen Maasstraat geheten) richting naar Bergen gezien vanaf Maashees. Rechts: Nog juist een stukje zichtbaar van slagerij en café Wijnhoven. Later een foto van na de oorlog, waarbij de slagerij en café volledig zijn verwoest. Midden: Het huis van notaris Brabers, later A.G. Berendsen (Toon) en kantoortje (links van het huis). Wanneer je hier rechts afslaat, lag de boerderij van Harry Goossens al vrij snel aan de linkerkant.
Helemaal links op de foto een huis met een vlag, hier waren in de tijd van de mobilisatie Nederlandse militairen gelegerd. Hier woonden de dames Wijnhoven, Daar naast, niet zichtbaar, was de winkel van horlogemaker Toon Tik. In het volgende “witte” huis was de winkel van de dames De Lang Evertsen gevestigd, zij verkochten manufacturen en snoep. In het dan volgende huis woonde de fam. Jan Cortenbach: door de week was hij "snijer" (kleermaker) en in het weekend barbier. De meeste mannen schoren zich destijds slechts 1x per week. Hierachter niet meer zichtbaar op de foto lag café en schildersbedrijf Janssen en daarnaast de winkel van Heijnen. Al deze huizen waren tegen elkaar gebouwd.
In die tijd volgde men de kranten situatie in Duitsland, waar Hitler voor een enorme werkverschaffing zorgde. Ook de grensstreek ging hiervan profiteren. Men had van oorsprong nogal wat familie en een kennissenkring in deze Duitse regio, hetgeen alleen maar de handel ten goede kwam.
De volgende foto is van het gezin (zonder Toon) van voor de oorlog.
Toen de Maas in de winter van 1939-1940 dichtgevroren zat, werd door het Nederlandse leger een brede sleuf in de lengterichting van de Maas vrij van ijs gehouden. Dit moest dienen als een barricade om zo de eventuele oversteek van de Maas door het Duitse leger te beletten. Je mocht al een hele tijd niet meer aan de Duitse grens komen, maar van de Duitse kant werd er wel gespioneerd. Jongens van de Hitler-jugend kwamen zo vóór en na in grensdorpen en zaten dan op de veerpont rond te kijken. Ze wisten daardoor precies waar de kazematten gebouwd werden. Aan de overkant van de Maas stonden deze kazematten en er waren schuttersputjes en loopgraven als verdedigingslinie.
Duitse troepen vallen Nederland binnen
In de vroege ochtend van vrijdag 10 mei 1940 vielen rond 03.00 uur Duitse troepen Nederland binnen. Deze inval leidde tot een grote schok onder de Nederlandse bevolking, omdat de Nederlanders tegen beter weten in, erop vertrouwd of in ieder geval gehoopt hadden, dat ons land evenals tijdens de Eerste Wereldoorlog neutraal zou kunnen blijven. Door zich afzijdig te houden van het internationale machtspel, hoopte Nederland buiten een gewapend conflict te kunnen blijven. Mocht Nederland toch aangevallen worden, verwachtte men de steun van de bondgenoten, vooral van Groot- Brittannië. Na 1935 veranderde deze houding over het belang van een sterk leger langzamerhand door de steeds groter wordende dreiging vanuit het Duitsland van Adolf Hitler. Het memorandum, dat door de nieuwe chef van de Generale Staf, generaal-majoor I.H. Reynders, bij de regering werd ingediend, was heel duidelijk. Hij concludeerde dat een nieuwe Europese oorlog op termijn tot de mogelijkheden kon gaan behoren. De algehele mobilisatie in 1939 kon weinig meer doen om het Nederlandse leger hierop voor te bereiden.
Maar voor de mensen van de Maasstreek was het zo klaar als een klontje, dat de Duitsers vandaag of morgen een keer Nederland zouden binnenvallen. Men zag namelijk heel goed de grote troepenmacht die zich vanaf maart en april 1940 samentrok in de straten van Duitse steden bij de grens.
Het officiële uur van de grensoverschrijdingen door de Duitse legers was 03.55 uur Nederlandse wintertijd of 05:35 uur Duitse zomertijd. Het was een prachtige mooie zomernacht. De Nederlandse troepen hadden de opdracht om vanaf 03:00 uur volledig strijdvaardig te zijn. Hoewel de streek tussen de Duitse grens en de Maas niet verdedigd werd, bevonden er zich over de gehele lengte van de Maaslinie, vooral in de nabijheid van de doorgaande wegen naar Duitsland, kleine eenheden. Deze hadden tot taak voor de berichtgeving te zorgen naar de regimenten aan de overzijde en ze hadden ervoor te zorgen dat de geplande vernielingen en obstakels effectief werden. In de meeste gevallen slaagden zij hierin. Een groot aantal militairen van deze eenheden slaagde er verder in om nog tijdig de westoever te bereiken, anderen werden gevangen genomen. Anderen werden overvallen door het feit dat de Duitsers al de grens over waren. Zo waren Wellse en Wellerlooise mannen ’s nachts nog weg-versperringen aan het maken op de Hamert, toen om drie uur ’s nachts plotseling bezoek kregen van Duitsers die zeiden: Leute, geh’ ruhig schlafen, denn das nützt zu nichts mehr, was sie noch machen.
Veel mensen aan de oostkant van de Maas hebben gehoord dat men de bomen langs de Weezerweg liet springen. De bomen werden met een tank opzij geschoven. De grote dwarssleuven over de weg werden snel door de Duitsers gedicht. Ook reed men er omheen en sommige waren al door de boeren voorzien van een duiker zodat men er met kar en paard doorheen kon als men naar zijn land moest. Alles goed bedoeld, maar zoals later zou blijken stelden alle wegversperringen niets voor.
In een dorpje Well vlak onder Bergen, dus niet ver van Vierlingsbeek, zijn voor zover bekend nauwelijks krijgsgevangen genomen en zou er maar een Nederlandse militair aan de grens zijn gesneuveld. Van de overkant van de westkant van de Maas schoot overdag nog één keer een kanon en toen werd het stil in Well. De overmacht was dan ook groot. Er trok een grote groep Duitse soldaten over de grens en er waren enkele pantservoertuigen bij en al het andere vervoer gebeurde met paard en kar. De grote troepenmachten trokken niet door Well, maar via Gennep en Venlo.
Eenmaal in het dorp aangekomen zagen de Wellse mensen veel bekenden, in uniform weliswaar, uit Kevelaer en Weeze. Zelfs familie. Het ging dan ook geregeld van: “Hai Sjang of hallo Toon, ziede gìj d'r ok bìj?” Of: “Zeg Jacob, wat komde gij hier doen?” Weer anderen zeiden: “Vur oons hoefde gillie nie te gón loeëpe, wì-j duun òllie niks.” Een Duitse neef komt met nog enkele andere soldaten binnen bij een zekere moeder Wijers in Well. “Zo jongens , komde gillie ons dòòdschiete? “Oh nein, Tante Kaat, wir gucken bloss wor der Ingelender sitzt”.
Aan de westkant van de Maas lag de Maaslinie. Deze werd door een zeer beperkte troepenmacht verdedigd. Slechts zes bataljons, ingedeeld in een vijftal vakken. Zie kaart op de volgende pagina. De Maaslinie was verder verbonden met de Peel-Raamstelling, welke tussen de 10 en 20 kilometer achter de Maaslinie lag. Het geheel viel onder het bevel van de Peeldivisie, onder bevel van een slechts een kolonel.
De Maaslinie was een linie van kazematten, waar bij de bruggen zwaardere exemplaren waren gebouwd. De kazematten tussen de bruggen lagen op relatief grote onderlinge afstand. De linie had geen enkele diepte, had geen artillerie of luchtafweer ter beschikking, en was spaarzaam voorzien van licht geschut. In feite was het niets meer dan een lichte versterkingen en prikkeldraad en een beperkte bezetting met infanterie.
De Maaslinie had dan ook slechts een vertragende taak. Zij moest de tegenstander zolang mogelijk vertragen, zodat de achtergelegen Peel-Raamstelling zich beter kon voorbereiden. Twee vakken waren belangrijk voor Vierlingsbeek. Het vak Erp strekte zich uit van Boxmeer tot zuidelijk van Vierlingsbeek over een lengte van 13,5 km met twee veerponten, waaronder ook die van Bergen-Vierlingsbeek. De verdedigers beschikten over 37 kazematten, 32 lichte en 11 zware mitrailleurs, 7 kanonnen waarvan 4 stukken modern pantser-afweergeschut. Het vak Bakel bestreek het gebied vanaf Vierlingsbeek tot zuidelijk van Grubbenvorst over een lengte van 30 km, ook zonder bruggen maar wel met vier veren. De hier gelegerde twee bataljons beschikten over 86 kazematten, 72 lichte en 22 zware mitrailleurs, 8 kanonnen waarvan 3 stukken pantser afweergeschut.
Er is uiteindelijk toch lang de gehele Maaslinie flink weerstand geboden, behalve in het noordelijke deel van het vak Bakel, dus Vierlingsbeek. Hier kom ik zo dadelijk op terug. De Duitse aanvallen tussen Afferden en Nijmegen waren erop gericht geweest om bruggen en veerdiensten intact in handen te krijgen om daarmee de enorme legermacht, die over de Maas moest trekken in deze sector, logistiek te kunnen faciliteren. Die opzet was geheel mislukt. Hoewel de bruggen (behalve het spoorbrug bij Gennep) en veerponten op tijd waren opgeblazen, waren Duitse troepen de Nederlandse in alle opzichten “überlegen”.
Nadat de Duitsers de Maaslinie overwonnen hadden, geraakte het grootste deel van de militairen in krijgsgevangenschap, maar al snel kon iedereen, op de officieren na, weer snel de weg naar huis aanvaarden. De meeste officieren bleven langer in gevangenschap. Velen verwisselden echter hun uniform voor burgerkledij en togen huiswaarts. In de middag starte werd de Duitse genie al met de bouw van pontonbruggen en ’s middags konden de eerste voertuigen naar de overkant.
Waarom is bij Vierlingsbeek niet gevochten? De oorzaak was dat hier de scheidslijn tussen de Duitse 18e en 6e Legers lag. Het eerste leger 26e had zijn doelen in Nederland liggen en het tweede leger had noord België tot haar doelgebied. Zie kaart op volgende pagina. Tussen de legers was weinig afstemming, dus ontstond er tussen de legers een soort niemandsland. Daarom is buiten enkele schermutselingen er tussen Vierlingsbeek en Broekhuizenvorst niets gebeurd. Dat is ook precies wat mijn vader Koos wist te herinneren, maar volgens mij heeft hij zich niet gerealiseerd dat noordelijk van hun wel hard is gevochten. Ik heb hem in ieder geval nooit hierover gehoord. Wel dat ook in Vierlingsbeek de veerpont tot zinken was gebracht en dat de Duitsers al ’s middags een pontonbrug hadden gebouwd.
Er vlogen al direct veel vliegtuigen/ bommenwerpers over, richting Rotterdam en de Grebbeberg. Dit werd ook gemeld via de radio. Voor de jeugd was het een geweldige dag. Ze hoefden niet naar school en er was wat sensatie te beleven in het normaal stille dorp. Al dat Duitse militair transport was heel interessant om voorbij te zien komen. Verder was de school de eerste dagen dicht, maar de mensen pakten al heel snel hun dagelijkse leven weer op.
Er werd in mei door de Duitsers meteen een "Sperrstunde" vastgesteld; na 11 uur niet meer op straat. De mensen hadden voor de inval een goede relatie met de Duitsers net over de grens. Maar na de inval was deze toch wel wat minder.
Tijdens de oorlog
Ofschoon Nederland zich na enkele dagen had overgegeven en het normale leven weer snel opgepakt werd, wist niemand wat er nou precies ging gebeuren. Iedereen was toch een beetje bang. Zoon Harry ging in 1938 werken op het gemeentehuis, maar werd in het voorjaar opgeroepen voor de mobilisatie. Op 9 mei trouwde hij met Wilhelmina Oomes en de dag brak de oorlog uit. Na de demobilisatie was zoon Harry met zijn vrouw enige maanden thuis en betrok daarna een woning in Soetendaal, een wijk bij het station. Hier kregen ze in 1942 Liesbethje, het eerste kleinkind van Harry.
Annie had in 1937 haar studie voor onderwijzeres weer opgepakt en behaalde in 1940 haar akte als onderwijzeres en ging vervolgens eerst in Voerendaal en hierna in Maastricht werken. Al vrij snel kwam er een distributiesysteem en gingen de Duitsers zich uitvoerig bemoeien met het Haagsch Crisis- en Distributiebureau. De in Nederland aanwezige Duitsers werden mee-eters. Veel moest al direct aan Duitsland geleverd worden: katoenvoorraad en vlees. Op 7 juni kwam de koffie en thee als een van de eerste op de bon. Al in het laatste half jaar van 1940 kwamen voor distributie in aanmerking: suiker, zout, brood en bloem, rijst, boter en olieproducten, schoeisel, vlees, kaas, grutterswaren, eieren, koek, gas en elektra. De lijst werd elke maand langer.
Voor de mensen die in een dorp als Vierlingsbeek woonden hadden nauwelijks last van deze maatregelen. Te eten was er in ieder geval genoeg want er waren genoeg boeren in de buurt waar wat mee te regelen viel, Verder had in een drop bijna iedereen wel fruitbomen en een groentetuin. Komkommers en knolselderij werden geruild voor melk en spek. Het ergste was nog dat de koffie en de sigaretten op de bon waren. De belangrijkste surrogaatproducten waren wel:
- Briketten; gemaakt van geperste natte kranten en die daarna gedroogd werden (gebeurde in de steden).
- Rogge werd verbrand en gebruikt als koffiesurrogaat
- Appelstroop werd gebruikt als suiker
- "Smalt" (gesmolten spekvet) als boter
- Eigen teelt voor tabak
Alleen voor de broodnodige gist die men nodig had om het brood te laten rijzen had men geen surrogaat. Zout was ook schaars en er was ook geen alternatief voor. Rokers en dat waren er velen, praktisch alle mannen rookten eigenteelt van tabaksplanten of spul van de lindeboom.
Omdat men bang is voor beschieting vanuit de lucht moest van de Duitsers vanaf medio juli het voorlicht van de fiets afgeschermd zijn tot een spleet van 1 cm en het achterlicht moest aan de bovenkant bedekt zijn.
Er komen weliswaar wat vliegtuigen over, maar de scholen gaan gewoon door, de H. Missen worden normaal bezocht, de krant verschijnt dagelijks, het verenigingsleven leeft, er wordt gehandeld, muziek gemaakt en gevoetbald. In het alledaagse leventje was er eigenlijk niet veel te merken van de Duitse onderdrukking.
Toch begon 1941 ook voor de Mensen in Vierlingsbeek bedenkelijk. De joden krijgen steeds meer met stringentere maatregelen te maken. Registratie van de joden was al een feit, maar nu kreeg iedereen een persoonsbewijs. Dansen mocht niet meer en men mocht geen Oranjelintje meer dragen. En niet te vergeten, het werd steeds drukker in de lucht met Engelse vliegtuigen. De Duitsers wierven met grootscheepse advertenties om samen met hen te vechten tegen de Bolsjewieken. De Russen waren een ruw volk en werden door hen afgeschilderd als echte barbaren.
Op 15 februari vallen de eerste bommen in het Well (in de Band) aan de overkant van de Maas onder Bergen.
In de tweede helft van januari was het bar koud weer. De sneeuw lag 0,5m dik en het vroor dat het kraakte; gem. -18 graden. In de nacht van 26 januari zelfs -26 graden. De Maas zit een week potdicht met ijs. Dat jaar krijgen de Joden met steeds stringentere maatregel te maken. Vanaf 3 mei moeten alle Joden de Jodenster dragen.
In het voorjaar 1943 moest Antoon onderduiken, omdat hij werd opgeroepen voor de Arbeidsinzet in Duitsland. Hij verbleef de eerstvolgende jaren op verschillende adressen in België.
Op 18 juli 1943 werd Gerard in Antwerpen tot priester gewijd. Hierbij waren Harry, Moeke, Annie en Antoon aanwezig. Twee weken later, op 1 augustus 1943, had Gerard zijn eerste plechtige Heilige Mis in Vierlingsbeek. Een gebeurtenis waaraan het hele dorp deelnam. Ook in huis was er een buitengewoon groot feest. Er waren ruim honderd gasten aanwezig, waaronder familie. De feestelijkheden duurden volgens goed oud volksgebruik meerdere dagen. Alleen Antoon kon er niet bij zijn.
Zoon Harry en zijn gezien die in februari 1944 naar Kessel waren verhuisd, moest onderduiken. Dochter Liesbeth werd ondergebracht bij haar grootouders in Vierlingsbeek.
Evacuatie
De operatie Market-Garden verliep aanvankelijk grotendeels volgens planning. Echter het laatste deel daarvan, de verovering van de brug over de Rijn bij Arnhem, lukte niet. De aanval stokte en uiteindelijk moesten de Engelse troepen zich terugtrekken over de Rijn en werd de Betuwe en Maas en Waal frontgebied. Dit had ook grote gevolgen voor Oost Brabant. Het front kwam daar te lopen langs de Maas, vanaf Cuijk tot Vierlingsbeek/Overloon zo verder naar Venray.
De Duitse troepen bestookten vanaf de Limburgse oever de dorpen aan de overkant met granaatvuur. Ook kwamen er ’s nachts patrouilles over de Maas en voerden sabotage aanvallen uit. Je kunt stellen dat overdag het Engelse leger de baas was, maar ’s nacht trokken zij zich gedeeltelijk terug en konden de Duitse troepen gemakkelijk het gebied infiltreren. Zo werden de torens van de kerken van Boxmeer, Beugen en Oeffelt door hen met springladingen opgeblazen, nadat deze al wekenlang van granaatvuur te lijden hadden gehad. Ook de molens waren een doelwit omdat die eveneens als uitkijktorens werden gebruikt. Voor de bevolking werd de situatie steeds nijpender, vele uren zat men in kelders te schuilen voor de inslaande granaten.
De militaire autoriteiten bevelen op 7 november algehele evacuatie van de bevolking wonende tussen de Maas en de spoorlijn Nijmegen-Venlo. Te beginnen met Oeffelt op 8 november, Beugen 9 november, Boxmeer op 10 november, Sambeek 11 november, Vortum en Groeningen 12 november en Vierlingsbeek op 13 november verzamelpunt op de weg van Vierlingsbeek naar Overloon bij de kruising naar St. Anthonis. Op de volgende pagina een bekendmaking van de burgemeester van Boxmeer. “Niemand mag in het te evacueeren gebied blijven, dan alléén zij die daarvoor speciaal zijn aangewezen. Het niet voldoen aan deze evacuatie wordt als spionage aangemerkt en zal uiterst zwaar worden gestraft", schrijft de burgemeester op dwingende toon en in een expressief handschrift. Het is duidelijk dat het menens is, en dat blijkt ook uit het strakke schema achter de evacuatie.
Er ontstaat grote consternatie vanwege de korte tijd tussen aanzeggen en het vertrek. Volgens de autoriteiten is de evacuatie maar voor korte duur en men moet in elk geval het volgende meenemen: het persoonsbewijs, distributiebescheiden, pensioen- en spaarbankboekjes, babyvoedsel, babyflessen waar nodig, een mes, vork, lepel, bord en kop, twee dekens, matras (opgerold), één kinderwagen per gezin, één rijwiel indien het transport dit toelaat.
Huisraad moet men zoveel als mogelijk in een of twee kamers opslaan en de deur liefst behoorlijk afsluiten. Het huis op slot doen en de sleutel voorzien van een naam- en adreslabel inleveren bij de politie of burgemeester. Midden december zijn er tussen de Maas en de spoorlijn alleen nog maar militairen aanwezig. Incidenteel mogen bewoners overdag, alleen met een toegangspas, terug naar hun huis om nog wat spullen te halen.
Deze maatregel veroorzaakt een grote stroom vluchtelingen op de wegen naar de dorpen ten westen van de spoorlijn. Mede door het militaire verkeer, blijken de wegen zoveel verkeer niet kunnen verwerken en er ontstaan al snel opstoppingen.
Sommige gezinnen vinden onderdak bij familie of bekenden, maar een groot aantal moet ondergebracht worden bij de bevolking. Scholen e.d. zijn al gevorderd door de militairen en dus niet beschikbaar. Binnen de kortste keren zijn alle vrije kamers, stallen, schuren, hokken en kippenkooien bewoond. In veel dorpen is deze situatie niet houdbaar en worden grote aantallen vluchtelingen met vrachtauto’s verder Brabant in vervoerd naar plaatsen als Gemert, Bakel, Boxtel, Schijndel, Tilburg, Vessum, Eindhoven, Eersel, zelfs nog verder tot in België toe.
Alleen al vanuit de Maasdorpen zijn minstens 12.500 mensen naar buurdorpen gevlucht. In St. Anthonis, Oploo kwamen bijvoorbeeld 2.250 vluchtelingen aan, hoofdzakelijk uit Boxmeer, Vierlingsbeek, Overloon en Venray. Niet alleen de bevolking van de dorpen moest vertrekken, maar ook al het vee. Deels nam men het mee, maar het overgrote deel bleef achter en werd verzorgd door een aantal aangewezen personen, veelal jonge boeren. Naast het huisvesten van alle vluchtelingen en militairen, moesten ook deze dieren gevoerd en onder dak gebracht worden. In de winter een haast onmogelijke klus en die ongetwijfeld de nodige ontberingen zal hebben veroorzaakt.
In het oorlogsverslag van mijn vader (Koos) en zoon van Harry is de evacuatie uitgebreid beschreven. Zijn herinneringen zijn opgenomen in zijn biografie die volgt op deze biografie. In die tijd werd ook heel veel gebeden, rozenkrans na rozenkrans. De mensen waren in de periode vanaf september 1944 erg bang, hadden veel meemaakt, en naast Duitse soldaten werden ook burgers getroffen door het vele granaat- vuur van de Engelsen. In die tijd waren de mensen rondom de Maas in Noord-Limburg veel geloviger dan nu. Zeker voor die tijd gold: Nood leert bidden.
Niet lang na de evacuatie ligt Vierlingsbeek grotendeels in as. Bijna een derde van alle huizen, het kasteel De Hattert en de kerk zijn vernietigd. In oktober 1944 werden nagenoeg alle huizen aan de Staaiweg (toen Maasstraat geheten) en de Grotestraat vanaf de Spoorstraat (toen Kerkstraat) tot aan de Watermolen door de Duitsers verwoest. Pas in februari/maart 1945 konden de eerste mensen terug naar het eigen dorp, waar men veelal een grote verwoesting aantrof, geheel of gedeeltelijk vernielde huizen, geen ruiten meer in de ramen, de pannen van de daken en wat nog erger was veelal leeggeplunderde huizen. Op de foto op de volgende pagina de resten van het pand slagerij en café Wijnhoven op de hoek van de Grotestraat en de Staaiweg.
Gelukkig werden er landelijke acties gevoerd voor vensterglas en kleding. Daarnaast kon men vergoedingen aanvragen voor geleden oorlogsschade. Bewoners mochten pas terugkeren als er huisvesting was, waardoor de laatste vluchtelingen uit bijvoorbeeld Overloon, soms pas in augustus/september 1945 vanuit Sint Anthonis weer terug naar huis konden. Afhankelijk van het ter beschikking komen van bouwmaterialen kon men werken aan herstel van huizen en gebouwen. Noodkerken werden gebouwd en ook de kinderen konden weer naar school, soms met enige aanpassingen, de jongens voor de middag en de meisjes na de middag, totdat alle scholen weer hersteld of opnieuw gebouwd waren. Na de oorlog wordt er ook op Harry’s grondstuk een noodwoning gebouwd en moet Harry weer helemaal opnieuw beginnen.
Nadat de Duitsers waren teruggedreven over de Maas, brachten vader en moeder enige tijd door in St. Anthonis op een evacuatie-adres, terwijl alle kinderen afzonderlijk een voorlopig onderdak vonden, Liesbethje bij haar vader op diens onderduikadres te Winnen. Teruggekeerd in Vierlingsbeek verbleven onder in de meest denkbare moeilijke omstandigheden in een kippenhok van de buurman. Later werd er een noodwoning gebouwd op het terrein naast de vroegere boerderij. Na de bevrijding begon voorzichtig aan het normale leven. Anna was weer teruggekeerd naar Maastricht, Anton kreeg een baan bij de douane te Simpelveld, Koos maakte zijn Mulo af te Venray en ging daarna naar de Kweekschool te ’s-Hertogenbosch en Ria ging naar de Mulo in Maastricht en vervolgens ook naar de Kweekschool.
Vader zelf had weer de veehandel en veeweiderij ter hand genomen. In 1948 vertrok Greta naar Ans bij Luik in België om de huishouding te gaan verzorgen van Gerard, die daar een eigen kapelanie had betrokken. Moeder beleefde in 1949 weer een hoogtepunt in haar leven; ze deed dat jaar met Gerard en Greta een bedevaart naar Lourdes.
In oktober van datzelfde jaar trad Anna te Maastricht in het huwelijk met Frans Bodifé en in 1950 Antoon te Jabeek met Annie Rademakers. Op 7 februari 1951 had er een bescheiden, interne, doch alleszins fijne viering plaats van hun veertigjarige huwelijk in de noodwoning te Vierlingsbeek, waarbij, behalve Toosje, alle kinderen en kleinkinderen aanwezig waren. De 28ste augustus van datzelfde jaar te Ans het huwelijk van Greta met Louis Woit en in 1955 trouwde Koos met Maus Beckers te Gulpen.
Oude dag
Herhaaldelijk waren er pogingen ondernomen dat de ouders een nieuwe woning zouden laten bouwen, eventueel er een zouden kopen, doch na alles wat zij in en na de oorlog hadden moeten meemaken, was de oude veerkracht gebroken en kwam het er niet van. Teneinde verder verkommering te voorkomen nam Gerard het besluit overplaatsing naar de Roermondse clerus aan te vragen; hij verkreeg dit, werd aangesteld als kapelaan te Spekholzenheide en nam rond 1958 de ouders bij zich in huis in zijn kapelanie aldaar.
Hierboven een foto van Harry en Moeke en de kinderen, partners en hun kleinkinderen.
Als laatste trouwde Ria 6 augustus 1959 te Schijndel met Kees Pijnenburg.
In de nazomer 1960 werd Gerard van Spekholzerheide overgeplaatst naar Echt; de ouders gingen uiteraard mee. Hier overleed vader na enkele weken, 26 oktober 1960, na een kort ziekbed. Hij was ruim 76 jaar oud. Na een plechtige rouwmis werd hij begraven aldaar. Moeder stierf twee jaar later op 28 september 1962, geheel onverwacht, terwijl ze op bezoek was bij Ria te Veghel. Ze was 74 jaar oud. Enige maanden eerder had ze nog diepbedroefd, haar dochter Annie mee ten grave gedragen. Moeder werd ook te Echt begraven in het familiegraf.
Mijn vader Koos Goossens (1929-2001) vertelde dat zijn vader een zwerversnatuur had: geboren in Beers, verhuisde hij op ca. 14-jarige leeftijd naar Ottersum; eenmaal getrouwd woonde hij achtereenvolgens in Wychen, Blitterswijk, Broekhuizen, Wellerlooi, Venray, Vierlingsbeek, Spekholzerheide en tenslotte in Echt waar hij is overleden en begraven. Voor elke verhuizing, behalve die naar Echt, was een financiële reden aan te voeren, soms van positieve en soms van negatieve aard.
Biografie van de kinderen
i. Hendrikus Maria (Harry) Goossens
Mijn oom Harry is op 25 maart 1912 te Wijchen in Gelderland geboren. Hij is 28 jaar als hij op 9 mei 1949 trouwt met de 23-jarige Wilhelmina Antonia Maria Oomes te Kampen in Overijssel, dochter van Andreas Josephus (Dries) Oomes (1872-1951) uit Steenwijk en Elisabeth Jacobs (1877-1962) uit Steenwijkerwold. De dag later zou Duitsland Nederland binnen vallen. Ze kregen twee zonen en twee dochters. Harry is op 21 mei 1984 op de leeftijd van 72 jaar te Utrecht gestorven en in Utrecht-Oost begraven. Vlakbij waar ik een jaar later in een studentenhuis zou gaan wonen.
ii. Gerardus Egidius (Gererad) Goossens
Mijn heeroom Gerard is op 1 september 1913 te Wychen geboren. Zijn roepnaam was Gerard, in vroegere jaren meer op Franse wijze uitgesproken. Gerard is op 22 februari 1878 op de leeftijd van 64 jaar in Kerkrade in Zuid-Limburg gestorven en op 25 februari in Echt in midden-Limburg begraven. Akte opgenomen in bijlagen.
iii. Anna Catharina (Toosje) Goossens
Tante Toosje is op 26 september 1915 te Ottersum in Noord-Limburg geboren. Zij (82) is op 19 februari 1998 te Hulsberg in Zuid-Limburg gestorven en hier begraven. Akte opgenomen in bijlagen.
iv. Magaretha Huberdina Goossens
Magaretha is op 30 augustus 1917 te Blitterswijk in Noord-Limburg geboren. Ze was vernoemd naar haar grootmoeder Vullings. Op de morgen van de geboorte van het volgende zusje (Annie) openbaarde zich haar ziekte, een ernstige longontsteking. Tien dagen later, op 14 augustus 1919 op de leeftijd van bijna 2 jaar, overleed ze. Zie hoofdstuk Documenten.
v. Anna Helena Goossens (Annie) Goossens
Annie is op 4 augustus 1919 te Blitterswijk in Noord-Limburg geboren. Zij (30) is op 11 oktober 1949 met Franciscus Josephus (Frans) Bodifée (26) in Maastricht in Zuid-Limburg. Ze kregen samen twee zonen en twee dochters. Annie (42) is op 27 juni 1962 in Maastricht gestorven. Akte opgenomen in bijlage.
vi. Magaretha Gertrudis Goossens
Margaretha is op 7 juli 1922 geboren. Ze (23) is op 28 september 1951 getrouwd met Louis Jean Woit (25), ze kregen een zoon en drie dochters. Ze (73) is p 9 april 1996 gestorven en in Ans in Luik begraven. Akte opgenomen in bijlagen.
Bronnen
- Bron: KNMI De temperatuur op 1 maart 1885 lag rond de 4,9 °C. Er was 0 mm neerslag. De winddruk was 2 kgf/m2 en kwam overheersend uit het noorden. De luchtdruk bedroeg 76 cm kwik. De relatieve luchtvochtigheid was 76%.