Jacobus Vesters (1739-1817)

Uit OpenWiki
Versie door Admin (overleg | bijdragen) op 16 mei 2023 om 13:32 (1 versie geïmporteerd)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Ruwe aantekeningen/moet nog onderzoeken[bewerken]

Geboorte: 9 mrt 1739 - Heeze, Noord-Brabant, Netherlands
Overlijden: 2 mrt 1817 - Helvoirt
Ouders: Govardus Gerardus Jacobus Goorts Vesters, Wilhelmina Guillelma Vesters - : Vervlaassen Smets
Broers/zusters: Maria Van Asten - Vesters, Francisca Gerit Van Gennip - Vesters, Gerardus Govardus Vesters, Jacoba Vesters, Adriana Gerardus Van Gennip - Vesters, Godefridus Vesters, Francisca Vesters
Echtgenote: Christina Jacobusse Vesters - Van Gemert
Echtgenote: Johanna Vesters (geboren Van Den Biggelaar)
Kinderen: Hiacintus Vesters, Gerardus Vesters, Wilhelma Van Saman (geboren Vesters), Johannes Vesters, Jacobus Vesters



==[bewerken]

In de achttiende eeuw waren schepenbanken niet bepaald zachtzinnig ten opzichte van bedelaars, vagebonden en andere personen zonder vaste woon‐ en verblijfplaats. Vooral als dezen zich schuldig maakten aan strafbare feiten waren ze, letterlijk, hun leven niet zeker. Op 30 januari 1695 vaardigde de Staten‐Generaal voor de Generaliteits‐ landen (waaronder Staats‐Brabant) een plakkaat (wet) uit tegens Land‐ loopers, Vagabonden ende Bedelaers, onder de naem van Heydenen, Aegyptenaren etc. Het plakkaat bepaalde onder andere dat mensen die eenige overlast, dieverye of moetwilligheyd plegen bij de eerste overtreding moesten worden gegeseld, bij de tweede overtreding gegeseld en gebrandmerkt, en bij de derde overtreding met de doodt gestraft. Dat laatste gold ook voor degenen die, schoon de eerstemael geapprehendeert (gearresteerd) zijnde geweld hadden gebruikt bij hun misdrijven. In de dorpen en steden in de Meierij hadden schepenbanken met de hoge jurisdictie ook de bevoegdheid de doodstraf uit te spreken. In die plaatsen vind je in de criminele rol en de criminele procesdossiers vaak spannende zaken die niet zelden slecht aflopen voor de verdachte. Zoals de onderstaande zaak uit het schepenbankarchief van OirschotI. Jan Mighielsen (van den Sande), te luij weesen om te arbeijden sijn ambagt van wolspinnen verlatende, is in het gezelschap van mannen en vrouwen gaan zwerven en bedelen. Met geladen pistolen en een schietgeweer heeft hij er een gewoonte van gemaakt met andere bedelaars mensen te beroven. Op de vrijdag voor Oirschotse kermis (22 september 1724) komt hij bij het huis van Jan van Aelst te Helvoirt. Hij geeft voor op weg te zijn naar Oirschot, maar komt ’s nachts om twaalf uur terug om met een stok een rode en een bruine vrouwenrok te stelen, die hij aan zijn vrouw Marie Dragonders geeft. Ook bij het huis van Lambert Peijnenburgh in Helvoirt

BESTEDING VAN HET SCHAVOT

Jaargang 25 ‐ nr. 4 ‐ december 2017 91

steelt hij twee rokken, een gele en een rode, die hij in Tilburg aan de Reijt heeft verkocht aan Adriaen Stevens voor twee schellingen en een reiszak. Door in het huis van Cornelis Hooven aan de Swaluw in Tilburg een glas uit te breken steelt hij van het bed een witte deken en een slaaplaken. Op 18 oktober ’s avonds om elf uur steelt hij bij het huis van Diliaen, weduwe van Gerrit van Geel aan de Reijt alle klederen en het linnen, die hij diezelfde avond probeert te verkopen aan Jan Pieter Pieters en zijn huisvrouw, die aan de nieuwe moolen onder Tilburg wonen. Zij herkennen de kleren echter, en zeggen: het is Delianes goet, den jager magt hier in comen en mogt ons mede voor ondeugent aansien. Jan zegt echter: mar die u den eersten die hier in comt sal ik om verschieten, en so gij luij het segt, so sal ik jouluij om ver schieten al was’t op u bedt (de eerste die hier komt zal ik neerschieten, en als jullie het vertellen zal ik jullie neerschieten, al was het in jullie bed). Hij neemt het gestolen goed vervolgens mee naar Loon op Zand, in het huis van Robbert den Engelsman. Op 19 oktober om elf uur ’s avonds klopt hij aan bij het huis van Cornelis Meussen aan de Reijt in Tilburg. Nicolaes Meussen doet open en ziet een pistool op zich gericht. Hij neemt echter kordaat het pistool af. Hij ziet dat het geladen is, maar Jan zegt: voor den blicxem, sout niet geladen sijn. Ze eten en roken wat, en wisselen nieuwtjes uit, zoals dat Jan Antonij gevangen is genomen. Op zaterdag 28 oktober is Jan te Klein Oosterwijk, en vertrekt naar Oirschot, waar zijn vrouw Maria Dragonders verblijft. In gezelschap van Clijn Pietje (ook: Piet Kort van Persoon) en Meijntje, diens vrouw (bekende dieven en landlopers) logeren ze in het huis van Dirck Hoevenaers te Spoordonk. De volgende dag gaan ze naar de Roomse kerk, waar ze worden herkend. De drossaard besluit tot arrestatie over te gaan, en Jan en zijn vrouw te vervolgen. Hij eist dat Jan andere ten exempel aan lijf en leven (soo danig dat ter de doot na volgt) sal worden gestraft. Op 12 november 1724 veroordeelt de schepenbank Jan Michiels tot de dood met de koordeii. Het vonnisboek meldt: Op heden den sestienden Novemb. 17c vierentwintigh is dese bovenstaende sententie in d’opene vierschare alhier den gedetineerden Jan Michielssen voorgelesen, en immediaet daer op met de koorde geexecuteert door Mr. Jan Cale, scherp rechter der stadt ’s Bosch. Maria Dragonders moet met de roede 92 De Twee Kwartieren

om den hals de executie van haar man bijwonen en moet daarna binnen vierentwintig uur uit Oirschot vertrekken, waar ze tien jaar lang niet meer mag komeniii. Gelukkig komen executies in Oirschot niet zo vaak voor dat


Terug naar Deel 4: Familie Vesters