Het Kapelleke op de Hei (Maashees)
Bron[bewerken]
Dit artikel heb ik ooit ergens op internet gevonden en beschrijft de herinneringen aan Hein, jongste zoon van familie Rijders, met de intentie dat deze gebeurtenissen voor latere generaties bewaard blijven.
Overloon, mei 2012, H. Beckers
Opmerking[bewerken]
Ik heb ooit een kopie getrokken van het artikel om te voorkomen, dat als het verhaal ooit van het internet zou verdwijnen, hiermee ook deze waardevolle herinneringen verloren zouden gaan. En dat nu precies wat lijkt te zijn gebeurt. Dus ik kan helaas niet aan bronvermelding doen.
Dit verhaal is voor deze wiki zo interessant, omdat ik in de jaren '90 van de vorige eeuw, ik mijn vader Koos, de jongste zoon van Familie Goossens, heb gevraagd ook zijn herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog te documenteren. Dat heeft hij gedaan en beschrijft voor een groot deel dezelfde gebeurtenis op dezelfde plek. Mogelijk dat ze elkaar gezien hebben, mogelijk dat ze elkaar kende.
Artikel[bewerken]
Het kapelleke op de Hei (Maashees)
27 september 1944
Overloon moest op bevel van de Duitsers evacueren. Wij kwamen met ons gezin bij familie Piet Smits en Frits Rijnders terecht. Gaarne geef ik gehoor aan het verzoek van Annie Martens-Rijnders om mijn herinneringen aan deze tijd op te schrijven.
Wat vooraf ging:
Toen de oorlog uitbrak op 10 mei 1940 was ik vijf jaar wat inhield dat ik op dat moment nauwelijks besefte wat er gebeurde. Wat me wel is bijgebleven zijn de omgevallen bomen in het dorp, waarop pakketjes zaten die gelijkenis hadden met een pakje sigaretten, die waren erom heen gedraaid en werden zo tot ontploffing gebracht.
Toen de oorlog verder volgden werden mijn herinneringen steeds scherper, zoals de overvliegende vliegtuigen met hun bommenlast naar Duitsland. Dit vond meestal plaats in de nachtelijke uren, vooral de zoeklichten tegen de nachthemel was voor de kinderen meer interessant dan angstig. Hoe verder de oorlog vorderde hoe talrijker het werd. In die momenten brachten wij de nacht verder door in de kelder. Mijn vader en oom stonden dan buiten, ik had ook liever buiten gestaan. Toen echter een bom viel in het Heikants veld, 400/500 meter van ons af was er nogal wat glasschade veroorzaakt. Bij Hendriks (dikke Piet) en Schraven zaten de bedden die dicht bij de ramen stonden vol glasscherven. Toen besefte we dat we niet voor niets uit bed gehaald werden en in de kelder zaten.
Ook de arbeidsdienst, waarvoor in Overloon 2 kampen waren (kamp Smakt en kamp Zuid). De jongens kwamen op een vrije avond bij ons. Mijn moeder bakte een pan aardappels en eieren wat gretig gegeten werd.
Ook zijn een aantal vliegtuigen neergestort in de omgeving. Ik heb nog duidelijk in beeld: wij waren al uit de kelder dat een brandend toestel vanuit richting Venray achter ons een draai maakte en neerkwam halfweg Vierlingsbeek in het struikgewas.
In de zomer van 1944 landden de geallieerden in Frankrijk, namen van streken en plaatsen werden opgezocht. Op zondag 17 september, wij kwamen uit de kerk, dreunde de lucht van de vliegtuigen. Deze trokken niet richting Duitsland maar meer richting Nijmegen. Zondagavond kwam mijn oom van zijn wekelijkse kaartavond terug met het bericht dat op diverse plaatsen grote aantallen parachutisten waren neergekomen onder andere in Arnhem en Grave. In de daaropvolgende week gingen jongelui per fiets naar Grave om de bevrijders te zien. Men dacht dat de bevrijders voorbij waren gekomen zonder dat wij ze in Overloon gezien hadden. Het zou heel anders lopen.
In de week volgend op zondag 17 september begon de spanning toe te nemen. Onder schooltijd vond er een luchtgevecht plaats wat met de nodige herrie gepaard ging. Wij moesten zo snel mogelijk onder de banken- deze keer geen oefening-. Ook werd door het verzet op Duitse motor ordonats geschoten op de Venrayseweg. Snel verspreidde zich het bericht "er is op een Duitser geschoten". De meeste mannen en onderduikers vluchtten de bossen in.
Op maandagmorgen komen Duitse soldaten vanaf de Vierlingsbeekseweg de Heikant op (nu Rondweg). Door de Duitsers werd vervolgens een verdedigingslinie aangelegd. Op woensdag 27 september bevel om te vertrekken. De tegenzin om te gaan was verminderd, omdat de hele boerderij bevolkt was met soldaten en om het huis alles was veranderd in loopgraven en schuttersputten. Dat het zeer gevaarlijk werd was toen wel zeker. Met wat spullen en zoveel mogelijk kleren aan vertrokken wij. Dat waren mijn vader, moeder en ik(Harrie negen jaar) en mijn zus (Gonnie vier jaar) bij ons inwonende oom en dienstmeid Tonnie Willems. Samen met de familie Bloemen vertrokken we richting Holthees, zo kwamen we bij eerder genoemde boerderijen terecht. De schuur werd ingericht als slaapplaats, het zou immers maar een paar dagen duren was er gezegd. Behalve ons gezin en familie Bloemen waren uit Overloon fam. Hubers, fam. De Rijck en de fam. Vd Steeg. We waren met ongeveer dertig personen.
Donderdag 28 september werd onze koe gebracht door de knecht(een onderduiker) van fam. Rutten zodat we melk hadden. Wij als kinderen vermaakten ons goed, we waren met een behoorlijk aantal kinderen van verschillende families.
30 september Bommen op Holthees. Het zicht richting Holthees was weg door de rook en stof in de lucht. Toen het weer rustig was liepen een aantal mannen naar Holthees om te zien wat er gebeurd was. Ze kwamen terug met het nieuws dat onder de slachtoffers ook een drietal dorpsgenoten was. Ook was er grote materiele schade.
Op zondag 1 oktober moest ook Holthees en Maashees evacueren. De inwoners van Holthees met hun evacuees trokken via Smakt naar Venray en Oostrum. Maashees veelal richting Geijsteren en Wanssum. Een paar families uit Maashees met hun evacuees (vooral afkomstig uit Vierlingsbeek, Groeningen Vortum en Overloon). Er was ook een Overloonse boer bij met drie koeien. Ook een weduwe met haar zoon van ongeveer vijfendertig jaar bij ons uit de buurt. Het aantal bewoners van deze twee boerderijen groeide hierdoor tot over de honderd. Het koken vroeg steeds meer aandacht en tijd. Bij Smits werd de soppot(varkensketel) gebruikt om te koken. Een laken werd in de ketel gelegd, aardappels erin. Als ze gaar waren tilden twee mannen het laken met de aardappels eruit en in het achtergebleven water werd vlees gekookt. Bij dit kookgebeuren had een inwoner van Vortum de leiding. Als dit alles "eetbaar" was moesten wij met meerdere van 1 bord eten. Ook kregen wij vaak een gekookte aardappel of appel op de hand. Ook een mengsel van gekookte aardappelen met de toen volop aanwezige appels was een vast menu (hete bliksem). De fam. Smits werd aangeraden een varken, bestemd voor de huisslachting, te slachten alsmede de inmaak te gebruiken. Dit wimpelde mevr. Smits af. Kort daarop kwamen de Duitse soldaten, die in Maashees in de verlaten huizen verbleven, op bezoek namen twee varkens mee alsmede de inmaak en een aantal kippen. De aanwezige mannen werden gedwongen de buit met de kruiwagens naar Maashees te brengen.
Ondertussen werd het steeds gevaarlijker, onder andere luchtafweer granaten die in de lucht ontploften en de scherven die daardoor naar beneden vielen. Mijn moeder was bezig met het schoonmaken van de melkbussen toen een scherf op de stoep viel. Moeder raapte ze op en brandde haar vingers aan de nog hete scherf. Als het donker werd stonden wij nog buiten en zagen dan vaak een vuurgloed tegen de avondhemel richting Vierlingsbeek en Overloon. Ook de granaatinslagen werden talrijker waardoor mijn vader met de andere Overloonse boeren besloot de koeien meer bescherming te bieden. Dit bestond uit de grond onder de dieren te verlagen en de vrijkomende grond rondom aan te brengen zodat de dieren zoveel mogelijk scherfvrij stonden. Ook werden schuilkelders bijgemaakt. Door de vele regen dreigde een pasgemaakte kelder in te zakken waardoor wij twee nachten bij Rijnders werden bijgepakt. Rond 13 oktober overleed onze buurvrouw (weduwe van de Hoven), die in de woonkamer verbleef. Haar zoon die bij ons in de schuur was werd gezocht. Mijn moeder ging met hem mee. De overleden vrouw is tijdelijk begraven bij de boerderij. Haar zoon verbleef vanaf dat moment bij ons.
12 oktober: bommen op Venray. Vanaf ons was het hele schouwspel goed te zien, de regenboogachtige strepen die de uitgeworpen fosforbommen markeerden het gebied waar de volgende vliegtuigen hun bommenlast moesten afwerpen.
14-15 oktober: Hevig artillerievuur, het zal ongeveer elf uur in de morgen zijn geweest toen de granaten met donderend geweld op korte afstand insloegen. Het huis Smits krijgt een voltreffer, in de hoek van de soppot en de pomp. Binnen was alles vol kruitdamp en stof. Hoewel op stal met betonnen zolder redelijk veilig was vluchtte allen naar buiten, enkelen werden in de deuropening omver gelopen. Buiten vlogen de dakpannen om de oren. Wij kwamen in de schuilkelder van de fam. Smits die overvol was, ik zat half binnen half buiten. Mijn vader en oom Tinus zaten in een andere kelder en kwamen naar ons toe tot het even rustiger werd. De granaatslagen gingen de hele middag door. Een kippenhok, een kleine tiental meters vanaf de schuilkelder, werd ook getroffen. Ook het boerderijtje van fam. Rijnders was geheel vernield. Omdat we zo krap zaten wilde vader en oom in de nacht naar de aardappelkelder in de schuur. Ook Toon Verblakt ging mee, toen vond moeder het goed.
Toen we 's morgens buiten kwamen was alles een triest gezicht. Duitse soldaten waren in de weer om kanonnen in het totaal vernielde bos neer te zetten. Het bos waarin wij de afgelopen twee weken nog gespeeld hadden. Een Duitse officier gelastte ons om te vertrekken want we waren in het frontgebied terecht gekomen. De mensen bij Rijnders bleven achter zo ook onze dienstmeid Tonnie Willems. De enige keus was Maashees en zo verder. Weermacht soldaten stuurden ons richting Vierlingsbeek waar de Engelsen reeds waren. Bij de watermolen werden wij door een commandopost tegengehouden die ons weer richting Maashees stuurden. De familie de Rijk en Bloemen bleven in de verlaten boerderij van P. Kersten achter. Terwijl wij onder langs de maas in Vierlingsbeek probeerden te komen.
Waar nu het kapelleke (op de Weerd) staat hadden zich al eerder mensen ingegraven in ondergrondse holen omdat zij ook niet naar Vierlingsbeek mochten. Hier zijn we ongeveer twaalf dagen gebleven. Eind oktober moesten wij hier weg, ook de mensen bij Kersten en op de hei. De tocht ging toen via Maashees, Geijsteren naar Wanssum. De nevelwerper in Geijsteren begon met een typisch geluid plotseling te vuren. In Wanssum aangekomen werd mijn zus behandeld door dr. Rijers, onze huisarts uit Vierlingsbeek. Deze raadde ons aan door te gaan naar Meerlo.
In Meerlo kwamen wij bij Piet Peters-Rijkx, een jong gezin met twee kleine kinderen. Ook een broer van Piet Peters woonde bij hen in, hij was ernstig ziek. Wij kregen onderdak in de werkplaats, Piet was kleermaker. Deze bestond uit twee vertrekken zodat we woon en slaapruimte hadden. Met tienen pasten wij in de slaapruimte. Wij waren na weken weer letterlijk onder de pannen. Afgezien van luchtafweer en overvliegende meestal jachttoestellen was het in Meerlo vrij rustig. Ook eten was geen probleem. Fruit en aardappels waren volop aanwezig. Ook kregen we vlees van de Duitse post in de nabijgelegen school en hadden we nog steeds koeien.
Bij een razzia werd Helm meegenomen om voor de weermachtstellingen te graven. ledere morgen moest hij zich bij het licht worden melden bij de kerk. Op 22 november, daags nadat de Duitsers al het vee hadden meegenomen.
Wij zaten toen afgesloten naar de kern van Meerlo. Ook ontsnapten wij aan de razzia op mannen tussen vijftien en zestig jaar.
23 november: geen Duistse soldaat te bekennen. Helm hoefde ook niet naar
het werk. Hij was door de weermacht soldaten getipt dat we mogelijk richting Venray konden. In de morgenschemering vertrokken we richting Tienray. Bij aankomst op de Meerlo/Tienray was de brug in de lucht gevlogen. Dus verder richting Tienray. Na ongeveer vijfhonderd meter was rechtsaf een noodbruggetje aangebracht van een paar planken. Hier konden wij de beek oversteken bij een huis met een Engelse kap van rode baksteen met om de vijf lagen een laag met gele stenen. Op naar buurtschap Klein-Oirlo. Hier werden de huizen bewoond. Mijn vader trof nog een Overloonse boer. Verderop ontmoette we de eerste Engelse patrouille, drie soldaten die onder het afdak tegen een boerenschuur zaten. In Castenray bij de gedeeltelijk verwoeste kerk links, rechts café van Rens (nu chinees) gingen we de Horsterweg op richting Venray. Een lichte legervoertuig kwam ons tegemoet. Plotseling een kort rommelend geluid, gevolg door granaatinslagen. Wij zochten dekking vanuit een sloot langs de weg, kruipend naar de kelder van eerder genoemd café. Toen het weer rustig werd, werd onze weg vervolg naar Venray. Buiten op de weg lagen twee lichamen van mensen die minder geluk hadden dan wij.
Wat wij tegenkwamen aan oorlogsmateriaal hadden wij nog nooit gezien. Tanks, kanonnen, munitiewagens, rode kruiswagens, troepen wagens vol soldaten bulldozers om de bomen die de Duitsers hadden laten springen weg te schuiven. De vele vernielde huizen, meestal verlaten, maakten een spookachtige indruk. In Leunen kregen we thee met koekjes-biscuitjes van een Engelse legerkeukenwagen. Zo bereikten wij Venray waar we niet verder mochten en werden wij opgevangen in het gymnasium tegenover de paterskerk. Dit onderdak stelde weinig voor. Het tochtte van alle kanten, ramen en deuren ontbraken, alles was nat van de regen en vuil van de eerdere bewoners. Later moesten wij daar weer weg, te voet door het verwoestte Venray via de grote straat, Hofstraat naar het St. Anna terrein. Hier stonden legerwagens klaas om ons verder Brabant in te brengen. Geen idee waar naar toe, de duisternis was ingevallen.
Toen er gestopt werd waren wij in een kamp, omgeving Deurne. Hier weren we met DPT bespoten, dit was tegen de luizen. Dankzij thee en warme melk, geschonken door legerkoks, kwamen wij weer op gaan. Ook was er een registratie. Weer op de legerwagens werd de reis vervolgd. Toen werd er weer halt gehouden en hoorden wij de naam Heeze vallen. Het ontvangst had plaats in een ontruimde fabriek waarin een aantal tafels en stoelen stonden. Ik kreeg een stel ondergoed. Even later kwam een man met een beige regenjas en een hoed op die ons naar een opvangadres bracht. Oom Tinus en Helm kwamen een huis verder terecht. Onze gastvrouwen, waren in mijn ogen twee welgestelde dames, die wel enige moeite hadden zo'n stel schooiers binnen te laten. Hier zijn we ongeveer twee weken gebleven.
Toen werden we opgehaald door de vrachtauto van Wim Beckers uit de Rips. We kregen onderdak bij Martinus Beckers (oom tinus en tante bet) op de boerderij Heidebloem. Twee dagen na kerstmis werden wij weer met de vrachtauto van Wim Beckers (neef) naar Rijkevoort gebracht en kregen we onderdak bij Piet Egelmeers (oom piet, broer van mijn moeder). Die ons bij aankomst verwelkomde samen met broers en zussen. Dit was zeer emotioneel want tante Marie had door een noodlottig ongeval met een legerauto twee kinderen verloren. Het aantal personen bij de familie Egelmeers groeide hierdoor tot achttien personen. Ik had er wel weer vele speelkameraden, wat nog aangroeide door kinderen uit de buurt. Wel moesten we veel karweitjes opknappen, waaronder het aardappelen schillen.
Op de tweede dag, op de terugweg van Overloon, waar ze bezig waren om de nog bestaande kippenhokken bewoonbaar te maken kwam mijn vader met de knecht van oom piet onder een lichte tank (carrier) terecht op de Vierlingsbeekseweg. Vader liep een gebroken been en diverse schaafwonden op en werd met een Engelse rodekruisauto meegenomen. Een paar dagen later kregen we te horen dat hij in het ziekenhuis in Deurne lag.
De terugkeer naar Overloon werd toen eind februari 1945. Oom Jan Thijssen (knecht) met paard en wagen verzorgde het laatste stuk van onze trektocht door Noord-Limburg en Oost-Brabant. Die duurde bijna een half jaar. Hoe dichter we bij Overloon kwamen hoe meer tekenen van de oorlog. Een graf van een Engelse soldaat langs de Oploseweg bij de afslag naar Westerbeek. Bij Huismans een compleet oorlogskerkhof. Steeds meer verwoestte en afgebrandde boerderijen. De kom van Overloon was onherkenbaar. Enkele huizen aan de vierlingsbeekseweg vormden nog een herkenningspunt oa. De boerderij "de Rouw". Richting heikant was de eerste boerderij van toon willems afgebrand. Bij boer Rutten was de schuur afgebrand. Bij ons lag, uitgezonderd wat kippenhokken, alles plat zo ook bij weerts. Wij konden beginnen met puinruimen en hoopte nog iets bruiksbaar te vinden. Ook van achtergebleven werd vanalles gebruikt. Kapotgeschoten tanks waren voor ons zeer interessante speelruimten. Ook de school begon weer voor halve dagen in een gedeelte van het kapotgeschoten zusterklooster. In de vrije tijd moesten wij loopgraven en granaattrechters dichtgooien om het land weer beteelbaar te maken. Met paard met lange teugels voor een brede eg werd het land bewerkt om bij een evt. ontploffing zo ver mogelijk op afstand te zijn.
In het kapotgeschoten Overloon kwam het normale leven weer op gang waar de hoop op nieuwe en betere tijd overeind was gebleven en dankbaar dat wij het hadden overleefd. Dank ook aan de mensen die ons onderdak en mede voor het voedsel hebben gezorgd.
Dank dat ik bijna 68 jaar later deze herinnering aan Hein Rijnders, jongste zoon van fam. Rijnders kan doorgeven, die zal ze doorgeven aan stichting de "oude schoenendoos". Zodat deze gebeurtenissen voor latere generaties bewaard zal blijven.
Overloon, mei 2012, H. Beckers