Johan III van Groesbeeck (1293-1342)

Uit OpenWiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Geboren[bewerken]

Johan (Jan) III van Groesbeeck is tussen 1283 en 1300 geboren 2.

1318: Bűrge van Kleef[bewerken]

Hij was een man van aanzien door zijn benoeming in 1318 tot Bűrge (borg) door de graaf van Kleef en de vele heerlijkheden die hij zou verwerven.

1325: Richter van de Duffelt[bewerken]

In 1325 werd hij tot richter (rechter) in de Duffelt benoemd. De Duffelt is een laaggelegen streek tussen Nijmegen en Kleef, met in het noorden de Waal en in het zuiden het Ketelwald. Net als veel andere gebieden gebieden van Groesbeeck behoorde de Duffelt in de 13e eeuw tot het gerecht Nijmegen en was het nu een ambt van de Gelre. Reinoud II (ca. 1295-1243) was toen regent van Gelre en Zutphen (1318-1326), en zou vanaf 1326 graaf van Gelre en Zutphen worden en werd in 1339 in de rijksvorstenstand verheven als hertog van Gelre en graaf van Zutphen, overl. 1343. De Duffelt zou overigens in toekomst (1473) onderdeel worden van hertogdom Kleef.

1329: Ridder en heer van Groesbeek[bewerken]

In 1329 tot 'miles et dominus in Grosbeek' (ridder en heer van Groesbeek) 2. Een bevestiging van een bestaande situatie. De heren van Groesbeeck waren te alle tijde waldgraven geweest. Zij mochten er timmer- en brandhout uit halen en hun varkens laten mesten.

Graaf en hertogen van Gelre[bewerken]

Reinoud II (±1295–1343), bijgenaamd de Rode of de Zwarte, was graaf van Gelre van 1326 tot 1339 en hertog van Gelre van 1339 tot 1343. In 1316 kreeg hij onenigheid met zijn vader. Hij vond zijn vader niet langer in staat de belangen van het territorium te behartigen. Hij sloot zijn vader op en nam zelf het bestuur over. Op 19 maart 1339 werd Reinoud II tot hertog van Gelre en graaf van Zutphen in de Rijksdag in Frankfurt tot de rijksvorststand verheven en tevens met Oost-Friesland beleend. Nadat in 1331 uitgebreide huwelijkse voorwaarden waren opgesteld huwde Reinoud in 1331 in Nijmegen met Eleonora, dochter van koning Eduard II van Engeland. Ze kregen twee zonen:

  • Reinoud III (1333-1371), 1e opvolger Gelre
  • Eduard (1336-1371), 2e opvolger Gelre

Huwelijk[bewerken]

Kasteel van Heumen 1741 Gelders Archief, nr. 1551-1906)
Kasteel van Heumen 1741 Gelders Archief, nr. 1551-1906)

Rond 1335 trouwt Johan III (soms II) van Groesbeek met Beije van Heumen (1300-1350), erfdochter van Zegen van Heumen (1266-). Het paar krijgt de volgende kinderen:

  1. Jutta van Groesbeeck (1325-1385)
  2. Jan van Groesbeeck IV (1335-1403)
  3. Zeger van Groesbeeck II (1340-1405)

1335: Heer van Heumen[bewerken]

Door het huwelijk kwam Johan ook nog eens in het bezit komt van het heerlijkheid Heumen met donjon, een middeleeuwse versterkte woontoren. Johan II bouwt de donjon van de ridders van Heumen uit tot een kasteel.

1348: Heer van Malden[bewerken]

In 1348 geeft de graaf van Kleef de heerlijkheid Malden in leen aan 'Johan van Gruesbeke heere van Hoemen' 3.

1350: Heer van Beek[bewerken]

Tot 1342 was de verdeling van allodium van Beek heel complex. Het dorp met daarbij behorende gehuchten lag zowel in Gelre als in Kleef. Het grondbezit was vrij van leenroerigheid, maar werd in vollen, vrijen eigendom bezeten door twee heren. De heren van Kranenburg als vazallen van de graaf van Kleef enerzijds en de ridders van Groesbeek als vazallen van de graaf van Gelre anderzijds. De Groesbeekse rechten stammen waarschijnlijk nog uit de tijd dat de ridders op de Watermeerwijk woonden. In 1342 sluiten beide partijen een verdrag, waarbij het hoge gericht als ook de regalia (weg, tol, vondst e.a.) gemeenschappelijk en onverdeeld aan beide partijen behoren en het lage gericht een ongedeelde bezittingen blijft 2.

Echter pas met het verdrag van 1350 wordt het echt eenvoudig, als Derik van Hoorn, heer van het land van Kranenburg, met toestemming van de graaf van Kleef (zijn opperleenheer) Johan van Groesbeek met al de Kleefse rechten in Beek beleent 3.

2 1324(Beek 9): her Jan van Gruesbeke, ridder verklaart bij wijze van eed, dat hi beseten heeft dy gherichten van Beke alinghe in der maniren als hier na ghescreven is:

I. 1. busch dat gheheyten is Bekerbergh, waarin al gherichten hoghe ende leghe onse ende heren Jans zamelike sijn half ende half;

2. wat busch gheweest heeft, als Dambruke ende Goexwinkel (dat ghe leghen is voer drie huven, wilker drie huven dye heylfft van ons her Jan te tinse heylt) waerup onse ende heren Jans die gherichte alinc hoghe ende leghe half ende half sijn;

3. dy hofstat dy Goebelken te tinse nam van onsen vader Didderic van Hoerne ende van heren Jan (dy teynden den derp van Beke gheleghen is te Nijmegen wart ende her Jan up deen eynde ghetymmert heeft); ende een half maudersaet dat boven aen den Weysteracker gheleghen is daer dy heylft van ons her Jan te pacht, af heylt; ende een stuc lants dat gheheyten is dy Eylzen bi den Bornweghe tut Ubberghen wart (dat gheleghen is voer vier marghen) daer dy heylft oek van her Jan te tinse af heylt: van wulken stucken alle dy gherichte hoghe ende leghe onse ende heren Jans zamelicke half ende half sijn, want sij onghescheyden ende onghedeylt sijn.

In 1350 verwierf Johan II ook de Kleefse heerlijkheid Beek (bij Ubbergen). Van oorsprong is de Heerlijkheid Beek een leen van de graven van Kleef. Het is een landgoed tegen de stuwwal bij Nijmegen. Het landschap bestaat uit bossen op de heuvels en weilanden in het lagere gedeelte. Uit de stuwwal sijpelen verschillende beken, ideaal om te wassen en om molens aan te drijven. Beek kende van oudsher dan ook veel wasserijen en blekerijen.

Alle drie heerlijkheden moeten na Johans dood vóór 1366 reeds in handen van Zeger gekomen zijn, daar van Spaen dezen laatste al in 1366 aantrof als "heer van Hoemen, van Malden en tot Beeck". De in 1348 tot stand gekomen personele unie tussen Heumen en Malden is m.i. sedert dien gehandhaafd gebleven.

1359: Heer Groesbeek[bewerken]

Keizer Karel IV beleende op 26 juli 1359 Johan met het hof te Groesbeek, de kerkgifte aldaar en met het waldgraafschap van Kolwald, “den hertog van Gelre bevelende hem alle voorregten te laten genieten, die aan zijne voorouders waren beleend”. Wederom een bevestiging van een bestaande situatie.


Echter ook de hertogen van Gelre en Cleve hadden er in het woud (soms) jachtrechten en het recht op het laten mesten van varkens, maar nooit het recht om bomen te kappen.

Overleden[bewerken]

Johan van Groesbeeck is in 1342 ???? overleden.


Naar pagina: Deel 20: Geslacht Van Groesbeeck

Bronnen en notities[bewerken]

  1. FamilySearch
  2. Drs. Marijne Magnee-Nentjes, Harrie Joosten En Tini Martens. (2016). Het verdwenen kasteel Heumen en zijn bewoners (Vol. 2). Erfgoedplatform Gemeente Heumen.
  3. Een andere bron: Johan van Groesbeeck kocht (of kreeg in leen) op 25 April 1348 van Diederik van Hoorn (Hoerne), heer van Perwcis en Kranenburg, de heerlijkheid Malden.