Deel 20: Geslacht Van Groesbeeck

Uit OpenWiki
Versie door 77.174.8.46 (overleg) op 22 aug 2023 om 13:25 (→‎I. Johan van Groesbeeck I (1240-))
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Inleiding[bewerken]

De belening van de ridders van Groesbeek met het waldgraafschap in het Reichswald gaat terug tot de tijd voor de verwoesting van de Nijmeegse palts 21, toen zij nog op een burcht bij Watermeerwijk (beter Watermeerbeek 22) zaten. De hoeve Groesbeek werd in 1040 door keizer Hendrik III aan de toenmalige waldgraaf geschonken, waarop deze en zijn nakomelingen de naam Groesbeek, ongetwijfeld naar de hoeve, hebben aangenomen en de titel erfelijk hebben gemaakt.

In een oud boek “Oordeelkundige inleiding tot de historie van Gelderland: Volume 4 van W.A. van Spaenjan uit 1805" lees ik dat de keizer(s) het Ketelwald (Reichwald) door SYNDICI FORESTALES (waldgraven) lieten beheren, ook de heren Van Groesbeeck bezaten deze waardigheid. Op 26 mei 1040 schonk keizer Hendrik III aan den waldgraaf te Groesbeek eene hoeve met toebehooren UNUM MANSUM IN VILLA NOMINE GROESBEECK CUM OMNIBUS SUIS PERTINENTIIS (13, 14).

Volgens Friedrich Gorissen zijn de heren van Groesbeek van Watermeerwijk naar Groesbeek vertrokken om er hun kasteel te bouwen. Het kasteel lag in de dertiende eeuw in het lage gedeelte van Groesbeek aan de huidige Hoflaan. In het begin van de 21e eeuw werden bij opgravingen enkele houten voorgangers van de latere stenen burcht onderzocht.

Rond 1335 trouwt Johan II van Groesbeek met Beije van Heumen (1300-1350), erfdochter van Segen van Heumen (1266-). Zo komt de heerlijkheid met donjon in bezit van de heren Van Groesbeek, die zich ook Heer van Heumen gaan noemen. Johan III (II) bouwt de donjon van de ridders van Heumen uit tot een kasteel. En tegen het einde van de veertiende eeuw zouden de ridders van Groesbeeck naar Heumen vertrekken.

Ketelwald[bewerken]

Ketelwald is de middeleeuwse benaming van het vroegere aaneengesloten oerbos tussen Nijmegen, Xanten en Goch. Het Ketelwald is waarschijnlijk altijd het bezit van de Duitse keizer geweest. De Duitse vorsten kwamen hier vaak jagen als zij op hun palts (versterkt buitenverblijf met kerk en enkele hoeven) in Nijmegen verbleven. Vooral Lodewijk de Vrome maakte gebruik van deze locatie. Maar het gebied bleef op de kleine stedelijke centra na vrijwel onbewoond. In de Middeleeuwen mochten de burgers van Nijmegen in het woud hout sprokkelen en ook het groene hout dat zij met de een hand konden buigen en met de andere hand konden afhakken verzamelen.

Hertogdom Gelre koopt het Ketelwald[bewerken]

Zowel de heren van Kleef als die van Gelre en de burggraven van Nijmegen claimden al sinds de middeleeuwen de jachtrechten op het Ketelwald. In die tijd was er nog geen dorp Groesbeek, maar er stond wel het kasteel van de heren van Groesbeek en wellicht wat boerderijen15.
Een vorsterampt van Ketelwald was al in 1326 Gelders leen 28 en in 1329/30 verwierf de graaf van Gelre twee forsterambten door koop 29. Een vorsterampt op des Ryx walde was Kuiks leen en met het N. deel van het land Kuik in 1400 Gelders geworden 30. Het laatste verwierf de hertog tegelijk met het waldgraafschap van de ridders van Groesbeek. In 1349 had Gelre het hele woud gekocht en worden de ridders van Groesbeek van rijkswege met het waldgraafschap beleend 23. Over de draagwijdte van de privileges 24 worden we door een in februari 1329 door de pastoor van Groesbeek en het stadsgericht van Kranenburg afgelegde getuigenverklaringen geïnformeerd25. Zij bevestigden dat de ridders van Groesbeek sedert mensenheugenis de titel van waldgraaf hadden en zij ook het recht van de ambtsinstallatie van de leenforsters bezaten met een aandeel in de door hen opgelegde breuken en de gerechtelijke bewaring in Groesbeek, de eikelmast en het houtgebruik. Daarentegen werd de jurisdictie van laag en hoog gericht in woudzaken slechts door de Groesbeekse getuigen bevestigd 26. Dit ambt van waldgraaf heeft de hertog vermoedelijk in XIVB en waarschijnlijk door koop, resp. ruil, aan zich gebracht 27. Volledige hoogheidsrechten in het Rijkswald bezat Gelre eerst, toen het ook de forsterambten bezat. Vanaf begin 1500 hebben de hertogen van Gelre het woud volledig in bezit, zij hebben het eigendom van het gebied, maar ook het recht van het benoemen van de waldgraaf en de leenforsters. Zij laten hun hoogheidsrechten voortaan door een benoemde waldgraaf uitoefenen, beperken echter de bevoegdheden van de waldgraaf, die in woudzaken samen met de forsters het waldgericht vormt, tot de civiele rechtspraak en in criminele zaken tot het vonnissen van misdrijven. Het vonnissen van zware misdaden behoort tot de directe competentie van de landsheer 31. Het strategisch gelegen bos dat eeuwenlang afwisselend in bezit was van de Heren van Gelre en Kleef viel in 1543 definitief uiteen, toen het hertogdom Gelre zijn zelfstandigheid verloor. Het deel rond Nijmegen/Groesbeek werd Bourgondisch rijksbezit en werd voortaan aangeduid als Neder(rijks)wald. Het Reichswald of Ober(reichs)wald was achtereenvolgens bezit van de hertog van Kleef, de keurvorsten van Brandenburg, de koning van Pruisen en daarna van Pruisen en Noordrijn-Westfalen. De naam Reichswald is tot op de dag van vandaag blijven bestaan. Anders ging het aan de Nederlandse kant. De benaming Nederrijkswald is verloren gegaan, omdat het bos in de 19e eeuw werd opgesplitst en in delen verkocht.

I. Johan van Groesbeeck I (±1240-)[bewerken]

Johan heer van Groesbeeck staat in verscheidene brieven tusschen de jaren 1258 tot 1268 vermeld. De allereerste (wald)graaf Johan I Heer van Groesbeek (1265-????) heeft in 1288 nog aan de slag bij Woeringen deelgenomen

II. Johan II van Groesbeeck (1270-1326) (56 jaar)[bewerken]

Johan II staat in 1291 borg voor een zekere Gerard van Oije in “dezes geschil met het kapittel der Apostelen te Keulen”.

III. Johan III van Groesbeeck (1293-1342)[bewerken]

Johan (Jan) III van Groesbeeck (1293-1342) is tussen 1283 en 1300 geboren.

Rond 1335 trouwt Johan II van Groesbeek met Beije van Heumen (1300-1350), erfdochter van Segen van Heumen (1266-). Zo komt de heerlijkheid met donjon in bezit van de heren Van Groesbeek, die zich ook Heer van Heumen gaan noemen. Johan III (II) bouwt de donjon van de ridders van Heumen uit tot een kasteel. Het paar krijgt de volgende kinderen:

  1. Jutta van Groesbeeck (1325-1385)
  2. Jan van Groesbeeck IV (1335-1403)
  3. Seger van Groesbeeck IV (1340-1405)

Johan van Groesbeeck (49) is in 1342 overleden.

Ridder Johan van Groesbeek was naast heer van Groesbeek en waldgraaf van het Ketelwoud, ook regter in de Duffeldheer en uiteindelijk ook heer van Heumen, heer van Malden en heer van Beek.

IV. Seger II van Groesbeck (1340-1405)[bewerken]

Seger van Groesbeeck is in 1340 geboren. Seger is ridder. Tot het einde der 14de eeuw bleven zij leenmannen des Rijks, Maar in 1402/3 draagt Zeger kasteel en heerlijkheid Heumen op aan de hertog van Gelre en ontvangt het dagelijksch gericht van het dorp en het kerspel van den hertog van Gelder in leen.

Hij trouwt met Margaretha van Bylandt (±1340-) en krijgt de volgende kinderen:

  1. Sophia van Groesbeek (1362-1429)
  2. Jan van Groesbeeck V (1375-1431)

Seger van Groesbeeck (65) is in 1405 overleden.

Johan van Groesbeeck (1375-1431)[bewerken]

Bij het overlijden van zijn vader Zeger werd ridder Johan in 1405 door de hertog van Gelre met Groesbeek beleend. Johan van Groesbeeck is in 1431 gestorven.

V. Johan IV van Groesbeeck (1402-1470)[bewerken]

Johan (Jan) IV van Groesbeeck is in 1402 geboren. Hij was ridder en heer van Heumen en Malden, waldgraaf over het Reichswald. Met hem beginnen de meningsverschillen tussen de Heren van Heumen en de prior van St. Walrick over de grenzen van de bezittingen en de betaling van tienden. De twee partijen hebben meer dan honderd jaar nodig om tot een oplossing te komen. In 1455 komt de eerste overeenkomst tot stand en in 1541 de definitieve slotovereenkomst. Johan trouwde Hadewich van Redinckhaven

Johan IV van Groesbeeck (68) is in 1470 overleden.

VI. Seger IV van Groesbeeck (1436-1485)[bewerken]

Seger IV van Groesbeeck (1436-1485) is in 1436 geboren en was een buitenechtelijke zoon van een ridder Johan van Groesbeeck, heer van Heumen, Malden en Beek. Hij trouwt met Elisabeth van Vlodorp, dochter van Willem van Flodrop (1410-1493) en Cėcile de Hamal van Elderen (1430-1492) en krijgt een dochter:

  1. Itgen van Groesbeeck (1456-1519)

VII. Itgen van Groesbeeck (1456-1519)[bewerken]

Itgen van Groesbeeck (1456-1519) huwde Bruen van den Loe, die net als haar vader een buitenechtelijke zoon was van een ridder, namelijk ridder Johan van den Loe. Via haar grootvader Johan van Groesbeeck heeft Itgen mogelijk een overgrootmoeder uit de familie Van der Straten en zelfs een betovergrootmoeder uit de familie Van Kleef.

Met Itgen en Bruen verlaten we de ridderlijke families Van Groesbeeck en Van den Loe en gaan we door naar familie Van de Loo. Itgen en Bruen zijn beide van hoge afkomst, zeer vermogend en invloedrijk, maar niet meer van adel. Door vererving zal het vermogen sterk versnipperd raken.

Enkele aantekeningen over de adelijke familietak na 1500[bewerken]

1514: Huwelijkse voorwaarden
Bij de huwelijke van kinderen van adel werden zorgvuldig huwelijkse voorwaarden opgesteld. Zo ook bij op 1514 augustus 29 (op Sinte Johansdach baptist decollacionis):
Johan van Groesbeeck, heer tot Hoemen, Malden en Beeck, en Johan van Goeyr tot Heel richten huwelijksvoorwaarden op tussen Johan van Groesbeeck vnd. en Bertha van Goeyr, dochter van Johan van Goeyr vnd.11.

1527: Kasteel beschadigd
Tijdens de strijd tussen Karel van Gelre en de stad Nijmegen raakt het kasteel rond 1527 beschadigd, maar wordt hersteld, uitgebreid en verder versterkt met gracht en hoektorens.

Rechtspreken
In 1527 krijgt Johan van Groesbeeck ook het recht op uitspreken van vonnissen uit. Hij kan zelfs mensen veroordelen tot de galg op de Galgenhei. Omdat het rechten van de heer zijn, noemt men die 'heerlijke rechten'. Het gebied waar die rechten gelden, heet 'Heerlijkheid'.

1543: Habsburgse keizer Karel V wordt hertog van Gelre De Habsburgers blijven echter vasthouden aan hun erfrechten. In 1543 leidt dit uiteindelijk tot oorlog. In het Verdrag van Venlo, op 7 september 1543, moet hertog Willem Gelre afstaan aan de Habsburgse keizer Karel V. Gelre verliest dan haar zelfstandigheid. De staten hadden de keizer net voor die tijd erkend als hertog van Gelre. Karel V erkent opnieuw de rechten van de staten en geeft hen daarnaast het recht om zelf vergaderingen bijeen te roepen.

1568: De Tachtigjarige Oorlog
Zeger van Groesbeek is een machtige ridder, hij is burggraaf van Nijmegen en even gouverneur van Friesland en Utrecht. Als in 1568 de Geuzen de Spanjaarden in een moerassig gebied drijven, sneuvelt de helft van het leger. Het schild van Zeger beschermt hem tegen een dodelijke pijl en hij ontsnapt aan de dood 9.
De Slag bij Heiligerlee in 1568 is het begin van de Tachtigjarige Oorlog. De Nederlanden komen dan in opstand tegen de Spaanse koning. Veel edelen gaan over naar het nieuwe geloof. Ridder Zeger van Groesbeek niet. Hij blijft katholiek en trouw aan de koning van en ze verhuizen naar het huidige Belgisch Limburg.

1574:Verblijf spaanse troepen op kasteel Heume
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog verblijven de Spaanse troepen aan de vooravond van de slag op de Mookerhei op 14 april 1574 op het kasteel. In 1584 en 1585 vallen de Spanjaarden het kasteel meermalen aan. Een list met 150 Spaanse soldaten die zich onder een lading tarwe verstoppen om het kasteel in te nemen, mislukt. Onophoudelijke beschieting van het kasteel door de Spanjaarden treft wel doel. Het oostelijk deel van het kasteel wordt daarna afgebroken 5,6,7.

1798: Einde heerlijkheid
In 1768 besluit de laatste eigenaar de Heerlijkheid Groesbeek aan de Staten van Gelderland te verkopen. Een deel van het geld is voor de armen bestemd. Tot de Franse Tijd zijn de Staten van Gelderland de 'Heer van Groesbeek'. In 1798 komt er voor altijd een einde aan de heerlijkheid. Groesbeek wordt dan een gemeente. Dat blijft zo tot 2014. Dan wordt Groesbeek samengevoegd met Ubbergen en Millingen tot de gemeente 'Berg en Dal’.


Bronnen en notities[bewerken]

  1. Zie artikel artikel van Richard van den Loo: Bruen van den Loe en zijn gezin, met bijzondere aandacht voor de Kleefse kanun- nik Seger van den Loe. In: Loo-Kroniek nr. 48, 1999, p. 1-19.
  2. Voor Overelve is dit een lijvig handschrift in het Landesarchiv Nordrhein-Westfalen, Duisburg; Stift Xanten, Akten Nr. 32a, fol. CLXXV (nieuwe nummering 184). Een kopie en transcriptie van de pa- gina in dit handschrift met de erfopvolging op Overelve staan afgebeeld in het artikel van Joost van der Loo: Het goed Overelve, verwerving en vererving. In Loo-Kroniek Nr. 15, 1979, 19-23. Voor de hoeve Kleynvordt verwijs ik naar: Dieter Kastner (2004): Die Urkunden des Gräflich von Loëschen Archivs von Schloss Wissen. Regesten, Band I, 1245-1455. Brauweiler. Urkunde Nr. 474, 10 Okto- ber 1436. S. 175.
  3. In de middeleeuwen waren er verschillende vormen van bezit van onroerend goed. Naast het vrije eigendom, had men goederen waarover de bezitter nog een bepaalde belasting (tijns of cijns) ver- schuldigd was. Daaraan lag meestal een leenverhouding ten grondslag. Daarnaast had men zoge- heten lijfgewinsgoederen, waarbij ook sprake was van een belasting, die echter werd voldaan wan- neer na een overlijden een nieuwe rechthebbende aantrad. Die rechthebbende had dan de eerste, tweede of zelfs derde hand (een bepaald recht) op dat goed. Voor nadere informatie over deze begrippen verwijs ik naar: Joost van der Loo: Korte verklaring der begrippen Latenrecht en Lijfge- win. Loo-Kroniek nr. 6, oktober 1947, 14-17.
  4. Dieter Kastner (2005): Die Urkunden des Gräflich von Loëschen Archivs von
  5. Jan Vredenburg (eindred.), Kastelen in Gelderland, Uitgeverij Matrijs, Utrecht 2013, p. 266.
  6. Marijne Magnée-Nentjes, Harrie Joosten en Tini Martens, Het verdwenen kasteel Heumen en zijn bewoners, 1188-1880. Resten van een kleurrijk verleden, Erfgoedreeks nr. 2, Erfgoedplatform Gemeente Heumen 2016.
  7. Kasteel Heumen 1188–1585. (z.d.). MijnGelederland. https://mijngelderland.nl/inhoud/verhalen/kasteel-heumen-1188-1585
  8. H. Biemans, 'Criminele momenten in de geschiedenis van Groesbeek', in: A. Bosch en J. Schmiermann (red.), Van Gronspech tot Groesbeek. Fragmenten uit een lokaal verleden 1040-1940 (Nijmegen/Groesbeek 1991), p. 109-122
  9. J. Mooren e.a., Definitief Archeologisch Onderzoek, BAAC rapport 0.034 (mei 2006).
  10. J.S.L.A.W.B. Roes: De waldgraaf van het (neder)rijkswald, 1405-1543. In: Bijdragen en mededelingen Gelre, deel 87, 1996, Arnhem, p. 6-31.
  11. Huis de Cannenburg. (z.d.). GeldersArchief; Afschrift in inv. nr. 742. Toegangsnummer: 0407 Huis De Cannenburg https://www.geldersarchief.nl/bronnen/archieven?mivast=37&mizig=210&miadt=37&miaet=1&micode=0407&minr=740283&miview=inv2;
  12. Gezin van Johan van Groesbeek. (z.d.). Genealogieonline. Geraadpleegd op 30 januari 2022, van https://www.genealogieonline.nl/kwartierstaat-gijs-en-frank-edelbroek/I16527.php
  13. A.J. Nijhoff', Bijdragen W.A. van Spaen 4.
  14. Oordeelkundige inleiding tot de historie van Gelderland: Volume 4 van W.A. van Spaenjan uit 1805
  15. Hendriks, B. (z.d.). Kasteel Watermeerwijk. absolutefacts. Geraadpleegd op 9 februari 2022, van https://www.absolutefacts.nl/kastelen/data/watermeerwijk.htm
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21 1040 (MGH-Dipl HIII, 47; foutieve tekst bij vSpaen, Inl. IV nr. 2 en Sloet 159; echter ook onjuiste verklaring bij MGH) verleent kg Hendrik III sindico nostro forestario een hoeve in villa nomine Gronspech.
  22. 22 vBerchem (ed. Sloet) 26: Traxerunt... moram in quodam castro tunc prope Watermerbrug ad eorum usus constructo, cuius vestigia ibidem mo-dernis comparent temporibus. In de WgfRR van XV staat nog steeds Water-marbeke (in tegenstelling tot droege marbeke); de vervorming tot -meerwijkkomt eerst in XVI voor.
  23. 23 1349 (Gelre 5, 98 met onjuiste datering op 1360) deelt kg Karel IV de hg van Gelre mee, dat hij Johan v. Groesbeek verleend heeft curtim in Groesbeeck; ius patronatus ecclesie ibidem; comitatum qui vulgariter walt-greveschafft dicitur de Kelwalt cum decimis, fructibus, obventionibus, iuri-bus, zoals zijn voorvaderen deze reeds van rijkswege bezeten hadden: de hg zou hem in zijn fundis, iuribus, graciis, libertatibus et immunitatibus niet beknotten.
  24. 24 Gelre 99: de iure quod domini de Groesbeek ab antiquo possiderent in nemore imperiali dicto Kelwalt.
  25. 25 Gelre 5, 99 e.v.
  26. 26 Item domini de Groesbeek de causis nemoris quibuscumque evenienti-bus in alto et in basso iudicabunt forestariorum sentencia mediante.
  27. 27 De eerste mij bekende, door de hg benoemde waldgraaf is in 1407 (LR fol. 84) Herman v. Bemmel. In 1414 (Gelre 5, 101) wordt het ambt aan Sweder v. Sandwijk verpand.
  28. 28 Rgfeud A, 1: her Jan van der Strate helt van den greve dat vorsterampt van Kelwalt.
  29. 29 1329 (Nijh.1,231) van Th.fi. Rudolfi; 1330 (Nijhl,243) van Henrik Boenart en diens zoon Henrik omne ius quod habebant in officio forestario silve imperialis.
  30. 30 Eerste belening in 1402 (Rgfeud A, 81): dit synt die ghiene die yre lehen ontfangen hain... van den Kuycschen lenen.
  31. 31 Na 1543 (Gelre 5,·104): ende sal de waltgrave... geleden werden de helft vandt suver(en) van de broecken naer older gewointe, uytgesondert van criminele hooge broecken, daer lijff off lit oft heel oft half goet aen verbuert is. Ende die en sal de waltgrave nyet mogen scheyden.